Overzicht
Engels naar Frans: Meer gegevens...
-
fast:
- rapide; vite; à toute vitesse; rapidement; prompte; précipitamment; prompt; éveillé; facile à manier; prêt; vif; promptement; lestement; habile; agile; leste; facilement; qui est à flot; prestement; preste; fugace; éphémère; bref; court; superficiel; superficielle; superficiellement; à la hâte; transitoire; évanescent; tout à coup; abrupt; brusquement; soudain; soudainement; brusque; imprévu; du coup; inopiné; inattendu; subitement; balourd; subito; gauche; subit; sèche; choquant; d'un coup; tout d'un coup; d'un ton brusque
- faire la grève de la faim; jeûner; faire son carême; priver de; faire carême; observer le carême; s'abstenir; s'abstenir de
- carême; jeûne; abstention; abstinence; renonciation
-
Wiktionary:
- fast → jeûner
- fast → vite, rapidement
- fast → rapide, vite
- fast → jeûne
- fast → profondément, rapidement, jeûner, rapide, vite
Engels
Uitgebreide vertaling voor fast (Engels) in het Frans
fast:
-
fast (quick; rapid; swift; agile; dexterous; speedy; brisk; nimble; adroit; skilful; fledged; neat; clever; handy; expert; skillful)
rapide; vite; à toute vitesse; rapidement; prompte; précipitamment; prompt; éveillé; facile à manier; prêt; vif; promptement; lestement; habile; agile; leste; facilement; qui est à flot; prestement; preste-
rapide bijvoeglijk naamwoord
-
vite bijvoeglijk naamwoord
-
à toute vitesse bijvoeglijk naamwoord
-
rapidement bijvoeglijk naamwoord
-
prompte bijvoeglijk naamwoord
-
précipitamment bijvoeglijk naamwoord
-
prompt bijvoeglijk naamwoord
-
éveillé bijvoeglijk naamwoord
-
facile à manier bijvoeglijk naamwoord
-
prêt bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
promptement bijvoeglijk naamwoord
-
lestement bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
agile bijvoeglijk naamwoord
-
leste bijvoeglijk naamwoord
-
facilement bijwoord
-
qui est à flot bijvoeglijk naamwoord
-
prestement bijvoeglijk naamwoord
-
preste bijvoeglijk naamwoord
-
-
fast (cursory; brief)
fugace; éphémère; bref; court; rapidement; superficiel; superficielle; superficiellement; à la hâte; transitoire; évanescent-
fugace bijvoeglijk naamwoord
-
éphémère bijvoeglijk naamwoord
-
bref bijvoeglijk naamwoord
-
court bijvoeglijk naamwoord
-
rapidement bijvoeglijk naamwoord
-
superficiel bijvoeglijk naamwoord
-
superficielle bijvoeglijk naamwoord
-
superficiellement bijvoeglijk naamwoord
-
à la hâte bijvoeglijk naamwoord
-
transitoire bijvoeglijk naamwoord
-
évanescent bijvoeglijk naamwoord
-
-
fast (suddenly; unexpectedly; all of a sudden; at once; abrupt; sudden; all at once; brusque; out of the blue; quick; blunt; swift; rapid; speedy)
tout à coup; abrupt; brusquement; soudain; soudainement; brusque; imprévu; du coup; inopiné; promptement; inattendu; prompt; subitement; balourd; subito; gauche; précipitamment; subit; sèche; choquant; d'un coup; tout d'un coup; d'un ton brusque-
tout à coup bijvoeglijk naamwoord
-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
brusquement bijvoeglijk naamwoord
-
soudain bijvoeglijk naamwoord
-
soudainement bijwoord
-
brusque bijvoeglijk naamwoord
-
imprévu bijvoeglijk naamwoord
-
du coup bijvoeglijk naamwoord
-
inopiné bijvoeglijk naamwoord
-
promptement bijvoeglijk naamwoord
-
inattendu bijvoeglijk naamwoord
-
prompt bijvoeglijk naamwoord
-
subitement bijwoord
-
balourd bijvoeglijk naamwoord
-
subito bijvoeglijk naamwoord
-
gauche bijvoeglijk naamwoord
-
précipitamment bijvoeglijk naamwoord
-
subit bijvoeglijk naamwoord
-
sèche bijvoeglijk naamwoord
-
choquant bijvoeglijk naamwoord
-
d'un coup bijvoeglijk naamwoord
-
tout d'un coup bijvoeglijk naamwoord
-
d'un ton brusque bijvoeglijk naamwoord
-
-
to fast (abstain)
faire la grève de la faim; jeûner; faire son carême; priver de; faire carême; observer le carême; s'abstenir; s'abstenir de-
faire la grève de la faim werkwoord
-
jeûner werkwoord (jeûne, jeûnes, jeûnons, jeûnez, jeûnent, jeûnais, jeûnait, jeûnions, jeûniez, jeûnaient, jeûnai, jeûnas, jeûna, jeûnâmes, jeûnâtes, jeûnèrent, jeûnerai, jeûneras, jeûnera, jeûnerons, jeûnerez, jeûneront)
-
faire son carême werkwoord
-
priver de werkwoord
-
faire carême werkwoord
-
observer le carême werkwoord
-
s'abstenir werkwoord
-
s'abstenir de werkwoord
-
Conjugations for fast:
present
- fast
- fast
- fasts
- fast
- fast
- fast
simple past
- fasted
- fasted
- fasted
- fasted
- fasted
- fasted
present perfect
- have fasted
- have fasted
- has fasted
- have fasted
- have fasted
- have fasted
past continuous
- was fasting
- were fasting
- was fasting
- were fasting
- were fasting
- were fasting
future
- shall fast
- will fast
- will fast
- shall fast
- will fast
- will fast
continuous present
- am fasting
- are fasting
- is fasting
- are fasting
- are fasting
- are fasting
subjunctive
- be fasted
- be fasted
- be fasted
- be fasted
- be fasted
- be fasted
diverse
- fast!
- let's fast!
- fasted
- fasting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the fast (abstention; abstinence; abstination)
Vertaal Matrix voor fast:
Verwante woorden van "fast":
Synoniemen voor "fast":
Antoniemen van "fast":
Verwante definities voor "fast":
Wiktionary: fast
fast
Cross Translation:
verb
fast
-
to abstain from or eat very little food
- fast → jeûner
-
with great speed
- fast → vite; rapidement
-
capable of moving with great speed
- fast → rapide
noun
verb
-
manger peu, manger moins qu’il ne falloir, ou même ne pas manger du tout, soit par une privation volontaire, soit par une abstinence forcer et faute d’aliments.
-
-
- profondément; rapidement → deep; deeply; intensely; profoundly; sound; fast; shallowly; quickly; swiftly; expeditiously; promptly; rapidly; apace
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fast | → jeûner | ↔ vasten — zich onthouden van voedsel |
• fast | → rapide; vite | ↔ snel — in korte tijd |
• fast | → jeûner | ↔ fasten — aus religiösen Gründen über einen längeren Zeitraum bestimmte Nahrung kaum oder gar nicht zu sich nehmen |
• fast | → rapide; vite | ↔ schnell — sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend |
• fast | → rapide; vite | ↔ zügig — mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung |
Computer vertaling door derden: