A: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Frans: Meer gegevens...

a:
- un; un type à part; un drôle de bonhomme; tout seul
A:
- A; TOUS PUBLICS
Wiktionary:
- a → a, de, en, sonner, tinter, bravade, défi, dépit, par, entêtement, rire, juste, pour, le, fun, un, prendre corps, former, forger, claquer, gourer, planter, tromper
- a → un
- A → la

Frans naar Engels: Meer gegevens...

A:
- A; EVERYONE
ça:
- it; the
à:
- towards; to; for; in; on; at; upon; up; onto; against; on that; on it
- of; from; at; to
avoir:
- have; possess; own; deceive; cheat; swindle; hoodwink; woodwink; diddle
- assets; balance; possessions; property; capability; capacity; ability; quality; credit note
Wiktionary:
- a → a, dropout
- ça → it, that
- ça → thus
- ça → id, that
- aï → sloth
- à → to, at, from, on, upon, onto, in, aboard, atop, for, in order to, at the rate of, per, an, each, all, apiece, beside, by, near, near to, next to, alongside, with, inside, into, toward, towards, good, agreeable, mitzvah, deed, God, speak Tacheles, do some straight talking, somebody, speak, frankly, airbrush, report, something, announce, end, finish, complete, terminate, close, wind up, conclude, offer one's services, down, downwards, stir up, incite, agitate, sneak, suitable, qualified, spend, one's, time, standing about, at … each
- à → at, per, to, up to
- à → parallel
- avoir → have, have got, get, cheat, deceive, fuck, trick, had, obtain, be, own
- avoir → holding, owndom, property, possession, credit balance, credit memo, credit side, asset
- avoir → I'm
- avoir → have, stand, be, balance, credit, have got, an, accident

Engels

Uitgebreide vertaling voor a (Engels) in het Frans

a:

a

a (one; single; an)
un; un type à part; un drôle de bonhomme; tout seul
- un bijvoeglijk naamwoord
- un type à part bijvoeglijk naamwoord
- un drôle de bonhomme bijvoeglijk naamwoord
- tout seul bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor a:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
tout seul	a; an; one; single	easy; effortless; free; freely
un	a; an; one; single
un drôle de bonhomme	a; an; one; single
un type à part	a; an; one; single

Synoniemen voor "a":

angstrom; angstrom unit; A; metric linear unit
vitamin A; antiophthalmic factor; axerophthol; fat-soluble vitamin
deoxyadenosine monophosphate; nucleotide
adenine; purine
ampere; amp; current unit
letter a; letter; letter of the alphabet; alphabetic character
type A; group A; blood group; blood type

Verwante definities voor "a":

the 1st letter of the Roman alphabet¹

Wiktionary: a

Première lettre de l’alphabet français
- a → a
-
- de → from; of; ’s; a; any
Traductions à trier suivant le sens
- en → about; concerning; for; of; over; regarding; after; by; on; upon; a; an; at; in; inside; into; per; aboard; toward; towards; to

adjective

Déterminant placé devant un nom.
- un → a; an
Tout.
- un → a; an

Cross Translation:

From	To	Via
• a	→ sonner; tinter	↔ anläuten — (transitiv) veraltet: eine Glocke läuten
• a	→ bravade; défi; dépit; en; par; entêtement; rire; juste; pour; le; fun	↔ aus Daffke — nordostdeutsch, besonders berlinerisch, salopp: aus Trotz, zum Trotz; nun gerade; aus Eigensinn; nur zum Spaß
• a	→ un	↔ ein — unbestimmter Artikel des Maskulinums im Nominativ
• a	→ un	↔ einen — unbestimmter Artikel des Maskulinums im Hilfe:Akkusativ
• a	→ prendre corps; former; forger	↔ prägen — (reflexiv) gehoben: eine bestimmte Gestalt annehmen
• a	→ claquer	↔ schnalzen — (intransitiv), Dativ: durch eine abrupte, schwungvolle Bewegung - zumeist der Zunge, den Fingern oder einer Peitsche - einen kurzen, (leicht) knallenden Laut erzeugen
• a	→ gourer; planter; tromper	↔ vertun — reflexiv; umgangssprachlich: etwas irrtümlicherweise für wahr oder richtig erachten, einen Fehler (bei etwas) begehen

A:

A [the ~] zelfstandig naamwoord

the A (EVERYONE)

– A content descriptor developed by the Computer Entertainment Rating Organization (CERO). ²
A; TOUS PUBLICS
- A
- TOUS PUBLICS

Vertaal Matrix voor A:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	adenine; amp; ampere; angstrom; angstrom unit; antiophthalmic factor; axerophthol; deoxyadenosine monophosphate; group A; type A; vitamin A
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
A	A; EVERYONE
TOUS PUBLICS	A; EVERYONE

Verwante definities voor "A":

the blood group whose red cells carry the A antigen¹
the 1st letter of the Roman alphabet¹
the basic unit of electric current adopted under the Systeme International d'Unites¹
a metric unit of length equal to one ten billionth of a meter (or 0.0001 micron); used to specify wavelengths of electromagnetic radiation¹
(biochemistry) purine base found in DNA and RNA; pairs with thymine in DNA and with uracil in RNA¹
one of the four nucleotides used in building DNA; all four nucleotides have a common phosphate group and a sugar (ribose)¹
any of several fat-soluble vitamins essential for normal vision; prevents night blindness or inflammation or dryness of the eyes¹
A content descriptor developed by the Computer Entertainment Rating Organization (CERO).²

Wiktionary: A

noun

(musique) Sixième note de la gamme. Le "la" de référence a une fréquence de 440 hertz.
- la → la; A

Verwante vertalingen van a

Frans

Uitgebreide vertaling voor a (Frans) in het Engels

A:

A

A (TOUS PUBLICS)
the A; EVERYONE
– A content descriptor developed by the Computer Entertainment Rating Organization (CERO). ²
- A [the ~] zelfstandig naamwoord
- EVERYONE

Vertaal Matrix voor A:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
A	A; TOUS PUBLICS
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
EVERYONE	A; TOUS PUBLICS

ça:

ça

ça (ce; cela)
it; the
- it
- the

Vertaal Matrix voor ça:

Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
it	ce; cela; ça
the	ce; cela; ça	l'; la; le; les
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
the		le la les

Synoniemen voor "ça":

cela; ceci

Wiktionary: ça

ça

en-pron

impersonal pronoun, used as a placeholder
- it → ce; ça; cela
that thing
- that → ça

adverb

in this way or manner
- thus → ça; façon; ainsi

Cross Translation:

From	To	Via
• ça	→ id	↔ Es — Psychologie: nach Sigmund Freud (→Wikipedia) ein Teil des Unterbewusstseins
• ça	→ that	↔ dat — wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt

aï:

Synoniemen voor "aï":

paresseux; bradype

Wiktionary: aï

aï

noun

mammal
- sloth → paresseux; aï

à:

à bijvoeglijk naamwoord

à (vers)
towards; to; for
- towards bijvoeglijk naamwoord
- to bijvoeglijk naamwoord
- for bijvoeglijk naamwoord
à (dans; en; par; de)
in
- in bijvoeglijk naamwoord
à (sur; après; en; de)
to; on; at; upon; up; in; onto
- to bijvoeglijk naamwoord
- on bijvoeglijk naamwoord
- at bijvoeglijk naamwoord
- upon bijvoeglijk naamwoord
- up bijvoeglijk naamwoord
- in bijvoeglijk naamwoord
- onto
à (y; sur; au-dessus; à côté de; dans; dessus; en; de; là)
at; upon; on; in; to; up
- at bijvoeglijk naamwoord
- upon bijvoeglijk naamwoord
- on bijvoeglijk naamwoord
- in bijvoeglijk naamwoord
- to bijvoeglijk naamwoord
- up bijvoeglijk naamwoord
à (en)
to; at
- to bijvoeglijk naamwoord
- at bijvoeglijk naamwoord
à
for; at; against
- for bijvoeglijk naamwoord
- at bijvoeglijk naamwoord
- against bijvoeglijk naamwoord
à (y)
on that; on it
- on that bijwoord
- on it bijwoord

à

à (de; en)
of; from
- of
- from
à (par; via; près de; sur; autour de; en passant par; pour; dans les environs de; aux environs de; d'après)
at
- at
à
to
- to

Vertaal Matrix voor à:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
on it	y; à
on that	y; à
Preposition	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
onto	après; de; en; sur; à
to	à
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
at	autour de; aux environs de; d'après; dans les environs de; en passant par; par; pour; près de; sur; via; à	jusqu'à ce que
from	de; en; à
of	de; en; à
to		jusqu'à ce que
towards		jusqu'à ce que
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
against	à	anti; contre
at	après; au-dessus; dans; de; dessus; en; là; sur; y; à; à côté de	dans; dedans; en
for	vers; à	car; parce que; pour
from		de; depuis; depuis maintenant; dès; dès maintenant; à partir de maintenant
in	après; au-dessus; dans; de; dessus; en; là; par; sur; y; à; à côté de	dans; dedans; en; entre les deux
of		de; du côté de
on	après; au-dessus; dans; de; dessus; en; là; sur; y; à; à côté de
to	après; au-dessus; dans; de; dessus; en; là; sur; vers; y; à; à côté de	en; jusqu'à; y
towards	vers; à	en; envers; vers; y
up	après; au-dessus; dans; de; dessus; en; là; sur; y; à; à côté de	animé; ascendant; avec animation; avec enjouement; avec vivacité; en haut; en montant; montant; qui parle en gesticulant; vers le haut
upon	après; au-dessus; dans; de; dessus; en; là; sur; y; à; à côté de

Synoniemen voor "à":

chez; dans; parmi

Wiktionary: à

Complément circonstanciel de lieu avec déplacement
- à → to
Complément circonstanciel de lieu sans déplacement
- à → at
Complément circonstanciel de provenance
- à → from
-
- à → on; upon; onto; in; aboard; atop; for; in order to; at the rate of; per; an; each; all; apiece; beside; by; near; near to; next to; alongside; with; inside; into; toward; towards

en-prep

in the direction of
- at → à
indicating time
- at → à
in or very near a particular place
- at → à; en
used in expressing ratios of units
- per → par; à; au
in the direction of, and arriving at
- to → à; au
used after certain adjectives to indicate a relationship
- to → à; au; envers; de
used to indicate the indirect object
- to → à
against, next to, near, towards
- up to → à; jusqu'à
the option or decision of
- up to → à
the obligation or the duty of.
- up to → à

adjective

having the same overall direction
- parallel → parallèle; à

Cross Translation:

From	To	Via
• à	→ to	↔ naar — in de richting van
• à	→ to	↔ aan — (predicatief) actief, in bedrijf
• à	→ good; agreeable; mitzvah; deed; God; to	↔ Mitzwa — jüdische Religion: gute, auf Gottes Wohlgefallen gerichtete Tat
• à	→ speak Tacheles; do some straight talking; to; somebody; speak; frankly	↔ Tacheles reden — (umgangssprachlich) (jemandem gegenüber) ganz offen und freimütig seine Meinung äußern
• à	→ airbrush	↔ airbrushen — Neologismus, fachsprachlich und umgangssprachlich: eine bildliche, grafische Darstellung mittels Spritzpistolenfarbsprühtechnik (künstlerisch) anfertigenvergleiche Lit-Duden: Universalwörterbuch\|A=6
• à	→ to	↔ an — Präposition des Ortes; mit dem Akkusativ (zur Anzeige der Richtung): bestimmt ein Ziel, einen Zielpunkt, mit welchem etw. in Berührung kommt
• à	→ to	↔ an — Präposition des Ortes; mit dem Dativ (zur Anzeige der Lage): bestimmt einen Ort, mit dem etw. in Berührung ist
• à	→ on	↔ an — Temporale Präposition; mit dem Dativ: bestimmt einen Zeitpunkt
• à	→ somebody; report; something; for; announce	↔ anzeigen — transitiv: der Polizei oder Staatsanwaltschaft eine von jemandem verübte Straftat mitteilen
• à	→ end; finish; complete; terminate; close; wind up; conclude	↔ beenden — (transitiv) mit etwas aufhören, etwas zum Abschluss bringen, eine Tätigkeit einstellen
• à	→ offer one's services	↔ empfehlen — (reflexiv) sich beziehungsweise seine Dienste für einen bestimmten Zweck zur Verfügung stellen; in Betracht kommen
• à	→ down; downwards	↔ herunter — aus der Richtung von irgendwo oben nach unten, meist zum Sprecher, Erzähler oder Handelnden hin
• à	→ stir up; incite; agitate	↔ hussen — intransitiv; österreichisch, südostdeutsch; umgangssprachlich: (eine Menschengruppe) durch Hetze zur Auflehnung aufstacheln; Hetze gegen jemanden treiben; Hass schüren
• à	→ in	↔ in — mit Dativ, örtlich: Angabe eines Ortes, innerhalb dessen sich etwas befindet oder tut; Bestandteil einer Antwort auf die Frage mit „wo“
• à	→ in	↔ in — mit Akkusativ, örtlich: Angabe einer Richtung in etwas hinein; Bestandteil einer Antwort auf die Frage mit „wohin“
• à	→ in	↔ in — Beschreibung einer bestimmten Art und Weise, eines bestimmten Zustandes, eines bestimmten Verhaltens
• à	→ sneak	↔ petzen — intransitiv, transitiv; schülersprachlich und familiär abwertend: (vornehmlich einer Lehrperson, den Eltern oder ähnlichen Autoritätspersonen) wissen lassen, dass jemand Anderer etwas unerlaubt, unrechtmäßig oder dergleichen getan hat
• à	→ suitable; qualified	↔ tauglich — von Personen oder Sachen: für etwas geeignet
• à	→ spend; one's; time; standing about	↔ verstehen — (transitiv); umgangssprachlich, selten: seine Zeit durch bloßes Stehen unnütz verbringen
• à	→ at … each	↔ à — veraltet, distributiv, ohne besonderen Kasus, kaufmännisch: vor der Preisangabe für, für je, zu, zu je

a vorm van avoir:

avoir werkwoord (ai, as, a, avons, avez, ont, avais, avait, avions, aviez, avaient, eus, eut, eûmes, eûtes, eurent, aurai, auras, aura, aurons, aurez, auront)

avoir (disposer de; posséder; tenir)
to have; to possess; to own
- have werkwoord (has, had, having)
- possess werkwoord (possesses, possessed, possessing)
- own werkwoord (owns, owned, owning)
avoir (escroquer; décevoir; tromper; enjôler; flouer; duper; faire le charlatan; écorcher; étriller; mettre dedans)
to deceive; to cheat; to swindle; to hoodwink; woodwink; to diddle
- deceive werkwoord (deceives, deceived, deceiving)
- cheat werkwoord (cheats, cheated, cheating)
- swindle werkwoord (swindles, swindled, swindling)
- hoodwink werkwoord (hoodwinks, hoodwinked, hoodwinking)
- woodwink werkwoord
- diddle werkwoord (diddles, diddled, diddling)

Conjugations for avoir:

Présent

ai
as
a
avons
avez
ont

imparfait

avais
avais
avait
avions
aviez
avaient

passé simple

eus
eus
eut
eûmes
eûtes
eurent

futur simple

aurai
auras
aura
aurons
aurez
auront

subjonctif présent

que j'aie
que tu aies
qu'il ait
que nous ayons
que vous ayez
qu'ils aient

conditionnel présent

aurais
aurais
aurait
aurions
auriez
auraient

passé composé

ai eu
as eu
a eu
avons eu
avez eu
ont eu

divers

aie
ayez
ayons
eu
ayant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

avoir [le ~] zelfstandig naamwoord

l'avoir (crédit)
the assets; the balance; the possessions; the property
- assets [the ~] zelfstandig naamwoord
- balance [the ~] zelfstandig naamwoord
- possessions [the ~] zelfstandig naamwoord
- property [the ~] zelfstandig naamwoord
l'avoir (biens; fortune)
the capability; the capacity; the ability; the quality
- capability [the ~] zelfstandig naamwoord
- capacity [the ~] zelfstandig naamwoord
- ability [the ~] zelfstandig naamwoord
- quality [the ~] zelfstandig naamwoord
l'avoir
the credit note
– An invoice with a negative amount. ²
- credit note [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor avoir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ability	avoir; biens; fortune	adresse; aptitude; art; capacité; compétence; dextérité; don; facilité; habileté; opportunité; propriété; puissance moteur; qualification; qualité; savoir; savoir-faire; talent; tour; tour d'artifice; trucage
assets	avoir; crédit	bien; biens; possession; propriété; propriétés
balance	avoir; crédit	assimilation; balance; comparaison; harmonie; harmornie; nivellement; poids public; pont bascule; restant; reste; solde; solde de compte; surplus; égalisation; équation; équilibre
capability	avoir; biens; fortune	aptitude; capacité; compétence; compétence d'un expert; compétences; connaissance; expertise; faculté de qualité; habileté; puissance moteur; qualité; savoir-faire
capacity	avoir; biens; fortune	aptitude; capacité; compétence; don; force; habileté; potentiel; pouvoir; pouvoirs; puissance; puissance moteur; qualification; qualité; savoir-faire; talent; volume
cheat		carambouilleur; chantage; dupeur; escroc; imposteur; trompeur
credit note	avoir	note de crédit
diddle		tromperie
possessions	avoir; crédit
property	avoir; crédit	analyse; bien; biens; cachet; caractéristique; décoration; emblème; indice; marque; marque distinctive; particularité; poinçon; portrait; possession; profil; propriété; propriétés; qualité; sceau; signal; signe; singularité; symbole; trait; trait de caractère; trait distinctif
quality	avoir; biens; fortune	aptitude; attribut; capacité; caractère; caractérisation; caractéristique; compétence; habileté; indice; marque; particularité; propriété; puissance moteur; qualité; savoir-faire; singularité; trait; trait de caractère; trait distinctif
swindle		anomalie; attrape-nigaud; bluff; désordre; détournement; escroquerie; filouterie; fraude; imposture; irrégularité; irrégularités; malversation; mystification; obscurcissement; piège grossier; réception; soulèvements; tricherie; tromperie; vol
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
balance		balancer; doser; mettre en équilibre; équilibrer
cheat	avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller	berner; couillonner; duper; escroquer; estamper; leurrer; rouler; soutirer; tondre; tricher; tromper
deceive	avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller	abuser; duper; en faire accroire; faire croire; fricoter; induire en erreur; tricher; tromper
diddle	avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller
have	avoir; disposer de; posséder; tenir	posséder
hoodwink	avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller	attraper; blaguer; duper; mener quelqu'un en bateau; plaisanter; rouler; taquiner; tromper; turlupiner
own	avoir; disposer de; posséder; tenir	posséder
possess	avoir; disposer de; posséder; tenir	posséder
swindle	avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller	abuser; attraper; blaguer; duper; escroquer; estamper; mener quelqu'un en bateau; plaisanter; rouler; taquiner; tricher; tromper; turlupiner
woodwink	avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
own		de sang; privé
quality		de choix; de qualité; de qualité supérieure

Synoniemen voor "avoir":

actif; bien; capital; ressources; affairé; entreprenant; diligent; travailleur; vif; empressé; détenir; tenir; disposer; garder; renfermer; possession; richesse; crédit; parfaitement; oui; convenablement; correctement; propriété; fortune; patrimoine; possessions; séquestrer; posséder; enfermer; chance; connaître; tromper; pouvoir; dominer; faculté; possibilité; maîtrise

Wiktionary: avoir

avoir

verb

Posséder.
- avoir → have; have got
Être en relation.
- avoir → have; have got
Se procurer.
- avoir → get
Tromper.
- avoir → cheat; deceive; fuck; trick; had
Verbe auxiliaire.
- avoir → have

noun

Ensemble des biens et richesses appartenant à un individu
- avoir → holding; owndom; property; possession
Somme d’argent dû
- avoir → credit balance; credit memo; credit side

avoir

verb

to hold, possess
- obtain → avoir
to trick
- have → avoir
to possess
- have → avoir
(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs
- be → avoir
have rightful possession of
- own → posséder; avoir

noun

something or someone of any value
- asset → atout; avoir; actif

en-cont

I am
- I'm → suis; avoir

Cross Translation:

From	To	Via
• avoir	→ have	↔ hebben — voor voltooide tijd
• avoir	→ stand; have	↔ hebben — bezitten
• avoir	→ be	↔ zijn — bestaan
• avoir	→ have	↔ zijn — de eigenschap hebben.
• avoir	→ balance	↔ Guthaben — Summe des Geldes, die man auf einem Konto hat oder die man einfordern kann
• avoir	→ credit	↔ Haben — Wirtschaft, Rechnungswesen: Gesamtheit der Einnahmen und des Besitzes, Guthaben
• avoir	→ have; have got	↔ haben — Hilfsverb zur Bildung zusammengesetzter Zeiten
• avoir	→ have; have got	↔ haben — (transitiv) eine Sache besitzen
• avoir	→ have	↔ hegen — (transitiv): in sich tragen; bewusst bewahren
• avoir	→ have; an; accident	↔ verunfallen — Schweiz; sonst Deutschland amtssprachlich, formell; Österreich selten; intransitiv: einen Unfall erleiden

Wiktionary: a

Première lettre de l’alphabet français
- a → a

Cross Translation:

From	To	Via
• a	→ dropout	↔ Abbrecher — Schüler oder Student, der vorzeitig seine Schullaufbahn oder sein Studium ohne Abschluss beendet

Verwante vertalingen van a

Remove Ads

Engelse en Franse zoekresultaten voor: a

Uitgebreide vertaling voor a (Engels) in het Frans

a:

a

a (one; single; an)

Vertaal Matrix voor a:

Synoniemen voor "a":

Verwante definities voor "a":

Wiktionary: a

A:

A [the ~] zelfstandig naamwoord

the A (EVERYONE)

Vertaal Matrix voor A:

Verwante definities voor "A":

Wiktionary: A

Verwante vertalingen van a

Uitgebreide vertaling voor a (Frans) in het Engels

A:

A

A (TOUS PUBLICS)

Vertaal Matrix voor A:

ça:

ça

ça (ce; cela)

Vertaal Matrix voor ça:

Synoniemen voor "ça":

Wiktionary: ça

aï:

Synoniemen voor "aï":

Wiktionary: aï

à:

à bijvoeglijk naamwoord

à (vers)

à (dans; en; par; de)

à (sur; après; en; de)

à (y; sur; au-dessus; à côté de; dans; dessus; en; de; là)

à (en)

à

à (y)

à

à (de; en)

à (par; via; près de; sur; autour de; en passant par; pour; dans les environs de; aux environs de; d'après)

à

Vertaal Matrix voor à:

Synoniemen voor "à":

Wiktionary: à

a vorm van avoir:

avoir werkwoord (ai, as, a, avons, avez, ont, avais, avait, avions, aviez, avaient, eus, eut, eûmes, eûtes, eurent, aurai, auras, aura, aurons, aurez, auront)

avoir (disposer de; posséder; tenir)

avoir (escroquer; décevoir; tromper; enjôler; flouer; duper; faire le charlatan; écorcher; étriller; mettre dedans)

Conjugations for avoir:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

avoir [le ~] zelfstandig naamwoord

l'avoir (crédit)

l'avoir (biens; fortune)

l'avoir

Vertaal Matrix voor avoir:

Synoniemen voor "avoir":

Wiktionary: avoir

Wiktionary: a

Verwante vertalingen van a