Home ->Woordenboeken ->Engels/Frans ->Zoek: façade

Engelse en Franse zoekresultaten voor: façade

Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. façade:
  2. Wiktionary:
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. façade:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor façade (Engels) in het Frans

facade:


Vertaal Matrix voor facade:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- frontage; frontal; window dressing

Synoniemen voor "facade":


Verwante definities voor "facade":

  1. the face or front of a building1
  2. a showy misrepresentation intended to conceal something unpleasant1

Wiktionary: facade

facade
noun
  1. (architecture) Un des côtés d’un bâtiment, d’un édifice, lorsqu’il se présente au spectateur.
Cross Translation:
FromToVia
• facade → façade ↔ façade — de zichtbare buitenmuur van een gebouw, specifiek die aan de voorkant

façade:

façade [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the façade (housefront; front)
    la façade; la devanture; le pignon
    • façade [la ~] zelfstandig naamwoord
    • devanture [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pignon [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. the façade (disguise)
    l'apparence; la mascarade; le masque; la façade; le déguisement; la couverture; le pignon; la devanture; le travestissement; le manteau; le camouflage; le changement d'habits

Vertaal Matrix voor façade:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apparence disguise; façade allure; appearance; bearing; deportment; exterior; grand manner; guise; illusion; look; looks; phase of the moon; pretence; pretense; pretext; sham; skin
camouflage disguise; façade camouflage; concealment; hiding; hush up; secret one
changement d'habits disguise; façade
couverture disguise; façade bedcover; bedspread; binding; blanket; book cover; counterpane; cover; cover up roof; cover-up blanket; covering; coverlet; flyleaf; hammer-cloth; roof; roofing; roofing over; slip; thatching; tiling; top
devanture disguise; façade; front; housefront display case; display window; face; frontage; shop window; shop-window; show case; show window; store frontage; store-window
déguisement disguise; façade camouflage; change of clothes; concealment; disguise; dissemblement; dissembling; hiding; hush up; secret one
façade disguise; façade; front; housefront face; fore-part; front; front side; front wall; frontage; gable; pretence; pretense; sham
manteau disguise; façade cloak; coat; jacket; overcoat; reefer; reefer jacket
mascarade disguise; façade farce; make-believe; sham
masque disguise; façade grub; larva; mask; master
pignon disguise; façade; front; housefront apex of the gable; chain-wheel; cog-wheel; comb-wheel; crown-wheel; gable; gear-wheel; sprocket-wheel
travestissement disguise; façade change of clothes; disguise

Wiktionary: façade

façade
noun
  1. deceptive outward appearance
  2. face of a building
façade
noun
  1. (architecture) Un des côtés d’un bâtiment, d’un édifice, lorsqu’il se présente au spectateur.
Cross Translation:
FromToVia
• façade → façade ↔ voorgevel — gevel aan de voorkant
• façade → façade ↔ gevel — buitenmuur van een gebouw
• façade → façade ↔ Fassade — Vorderansicht eines Gebäudes



Frans

Uitgebreide vertaling voor façade (Frans) in het Engels

façade:

façade [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la façade (devanture; pignon)
    the façade; the housefront; the front
    • façade [the ~] zelfstandig naamwoord
    • housefront [the ~] zelfstandig naamwoord
    • front [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. la façade (devanture; devant; front)
    the frontage; the face
    • frontage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • face [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. la façade (front)
    the front side; the front; the face
    • front side [the ~] zelfstandig naamwoord
    • front [the ~] zelfstandig naamwoord
    • face [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. la façade (couverture; apparence; mascarade; )
    the disguise; the façade
    • disguise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • façade [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. la façade
    the front wall
  6. la façade
    the gable
    • gable [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. la façade (apparence; semblant; simulacre; simulation; trompe-l'oeil)
    the pretence; the sham; the pretense
    • pretence [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • sham [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pretense [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  8. la façade (front; ligne)
    the front; the fore-part
    • front [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fore-part [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor façade:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disguise apparence; camouflage; changement d'habits; couverture; devanture; déguisement; façade; manteau; mascarade; masque; pignon; travestissement chienlit; déguisement; travestissement
face devant; devanture; façade; front bec; bobine; clapet; face; figure; frimousse; gueule; museau; physionomie; plan; police; spectacle; trogne; visage; visibilité; vision; vue
façade apparence; camouflage; changement d'habits; couverture; devanture; déguisement; façade; manteau; mascarade; masque; pignon; travestissement
fore-part façade; front; ligne
front devanture; façade; front; ligne; pignon avants; couvert; devants; devanture s; façades; ligne de combat; manteaux; prétexte; voile
front side façade; front
front wall façade
frontage devant; devanture; façade; front front; largeur de façade
gable façade pignon
housefront devanture; façade; pignon
pretence apparence; façade; semblant; simulacre; simulation; trompe-l'oeil affectation; apparence; artifice; fausseté; illusion; leurre; maniérisme; semblant; simulation; trompe-l'oeil
pretense apparence; façade; semblant; simulacre; simulation; trompe-l'oeil affectation; apparence; artifice; fausseté; illusion; leurre; maniérisme; semblant; simulation; trompe-l'oeil
sham apparence; façade; semblant; simulacre; simulation; trompe-l'oeil clinquant; comédie; faux-fuyant; hypocrite; mascarade; personne qui feint; simulacre; simulateur; simulation; subterfuge
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disguise abriter; cacher; camoufler; celer; colorer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; fleurir; masquer; mettre en sûreté; omettre; pallier; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler
face affronter; braver; confronter; défier; faire face à
sham affecter; argumenter; attester; avancer; certifier; déclarer; faire semblant; feindre; porter témoignage; prétendre; prétexter; simuler; soutenir; témoigner
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sham abject; bas; basse; bassement; faussement; faux; feint; fictif; ignoble; ignoblement; inventé; menti; méchant; méprisable; ordinaire; ordinairement; perfide; perfidement; rudement; supposé; vachement; vil; vulgaire; vulgairement

Synoniemen voor "façade":


Wiktionary: façade

façade
noun
  1. (architecture) Un des côtés d’un bâtiment, d’un édifice, lorsqu’il se présente au spectateur.
façade
noun
  1. public face of covert organisation
  2. main entrance side
  3. deceptive outward appearance
  4. face of a building
Cross Translation:
FromToVia
• façade → face; façade ↔ voorgevel — gevel aan de voorkant
• façade → gable; façade ↔ gevel — buitenmuur van een gebouw
• façade → facade ↔ façade — de zichtbare buitenmuur van een gebouw, specifiek die aan de voorkant
• façade → front; façade ↔ Fassade — Vorderansicht eines Gebäudes

Verwante vertalingen van façade







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0563 seconde
Page rendered in 1.0 seconds