Overzicht
Engels naar Frans:   Meer gegevens...
  1. two:
  2. the two:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor the two (Engels) in het Frans

two:

two

  1. two

two [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the two (pair; twosome; tandem)
    la paire; le couple; le deux
    • paire [la ~] zelfstandig naamwoord
    • couple [le ~] zelfstandig naamwoord
    • deux [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. the two (two people; pair)
    le couple; la paire; la deux personnes

two bijvoeglijk naamwoord

  1. two (the two of)
    tous deux; accouplé

Vertaal Matrix voor two:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couple pair; tandem; two; two people; twosome couple; couple for live; match pair; pair; set; team; the two
deux pair; tandem; two; twosome couple; pair; the two
deux personnes pair; two; two people
paire pair; tandem; two; two people; twosome couple; couple for live; match pair; pair; set; team; the two
- 2; II; deuce
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- 2; ii
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
deux two
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accouplé the two of; two in pairs; in twos; two by two
tous deux the two of; two

Verwante woorden van "two":

  • twos

Synoniemen voor "two":


Verwante definities voor "two":

  1. being one more than one1
    • he received two messages1
  2. one of the four playing cards in a deck that have two spots1
  3. the cardinal number that is the sum of one and one or a numeral representing this number1

Wiktionary: two

two
numeral
  1. one plus one
noun
  1. digit or figure
two
  1. -
noun
  1. chiffre qui marquer deux.
verb
  1. (familier, fr) Être compétent, bien connaître.

Cross Translation:
FromToVia
two deux twee — getal
two deux twee — telwoord
two deux Zwei — die Ziffer Zwei (2, ٢, , 貳)
two deux ZweiMathematik: die natürliche Zahl zwischen der Eins und der Drei
two les deux beide — Numerale: steht anstelle von zwei, um anzudeuten, dass die Zweizahl des Gezählten allgemein oder aus dem Vorhererwähnten bekannt ist.
two deux zwei — zwei, die Kardinalzahl zwischen eins und drei
two deux heures zweikurz für: „zwei Uhr“ oder „vierzehn Uhr“

the two:

the two [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the the two (pair; couple)
    le couple; la paire; la brochette; la bande; le deux; le brelan
    • couple [le ~] zelfstandig naamwoord
    • paire [la ~] zelfstandig naamwoord
    • brochette [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bande [la ~] zelfstandig naamwoord
    • deux [le ~] zelfstandig naamwoord
    • brelan [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor the two:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bande couple; pair; the two accumulation; assembling; band; bandage; bobbins; bunch; clan; clique; clutter; collection; coterie; crowd; file; flounce; frill; gang; gathering; heel; horde; label; ligature; line; list; party; private chat; rank; row; set; small circle; spools; strip; stripe; swathe
brelan couple; pair; the two
brochette couple; pair; the two kebab skewer; skewer
couple couple; pair; the two couple; couple for live; match pair; pair; set; tandem; team; two; two people; twosome
deux couple; pair; the two pair; tandem; two; twosome
paire couple; pair; the two couple; couple for live; match pair; pair; set; tandem; team; two; two people; twosome
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bande tape
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
deux two

Wiktionary: the two

the two
pronoun
  1. deux personnes, objets ou êtres ensemble dont on a déjà parlé.

Verwante vertalingen van the two