Home ->Woordenboeken ->Engels/Spaans ->Vertaal wage

Vertaal wage van Engels naar Spaans

Overzicht
Engels naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. wage:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor wage (Engels) in het Spaans

wage:

wage [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the wage (salary; payment; allowance; )
    el salario; el honorario; el sueldo; el gajes; la compensación; la mensualidad; el ingresos
  2. the wage (salary; pay)
    el salario; el sueldo; el pago
    • salario [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sueldo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pago [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. the wage (salary; income; pay)
    el salario; el sueldo; el gajes; el ingresos; la renta; la entradas; el honorarios
    • salario [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sueldo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gajes [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ingresos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • renta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • entradas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • honorarios [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor wage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
compensación allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages allowance; amends; compensation; favour in return; indemnification; indemnity; quid pro quo; recoupment; reimbursement; repayment; restitution; return; satisfaction; service in return
entradas income; pay; salary; wage cards; deposits; down payments; entrances; fruits of labour; income; merits; receipt; receivings; salary; tickets; wages
gajes allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages recompense; remuneration; reward
honorario allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages pay; recompense; remuneration; reward; salary
honorarios income; pay; salary; wage fruits of labour; income; merits; receivings; salary; wages
ingresos allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages arrival; enterings; entry; income; merits; receivings; revenue; salary
mensualidad allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages income; merits; receivings; salary
pago pay; salary; wage benefit; compensation; discharge; dole; pay; pay-off; paying off; payment; re-payment; recompense; redemption; relief; remuneration; reward; salary; settlement; social assistance; social security; unemployment benefit; welfare
renta income; pay; salary; wage ground rent; income; interest; merits; receivings; rental income; salary
salario allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages cost of making; fruits of labour; income; manufacturing costs; merits; pay; receivings; recompense; remuneration; reward; salary; wages
sueldo allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages advantage; benefit; earnings; economy; fee; fruits of labour; gain; income; merits; output; pay; payment; profit; receivings; recompense; remuneration; return; reward; salary; take; victory; wages; winning; yield
- earnings; pay; remuneration; salary
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- engage
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
honorario honorary; titular; unpaid

Verwante woorden van "wage":


Synoniemen voor "wage":


Verwante definities voor "wage":

  1. something that remunerates1
    • wages were paid by check1
  2. carry on (wars, battles, or campaigns)1
    • Napoleon and Hitler waged war against all of Europe1

Wiktionary: wage

wage
noun
  1. money paid to a worker
Cross Translation:
FromToVia
• wage → sueldo ↔ loon — financiële vergoeding voor geleverde arbeid
• wage → pago ↔ Bezahlung — Dinge von Wert (meist Geld), die man für eine Leistung bekommt
• wage → salario ↔ Lohn — Vergütung für eine geleistete Arbeit der Arbeiter
• wage → resultar; salir; alcanzar; conseguir; lograr ↔ aboutir — toucher par un bout.
• wage → conducir ↔ conduire — mener, guider, diriger vers un lieu déterminé.
• wage → alquiler ↔ loyer — prix de la location d’une maison ou d’un appartement.
• wage → salario; sueldo ↔ salaire — rémunération pour un travail.
• wage → semana ↔ semaine — séquence constituée des sept jours : lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche.

Verwante vertalingen van wage







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0503 seconde
Page rendered in 1.0 seconds