Victory in het Spaans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

victory:
- victoria; triunfo; beneficio; ganancia; provecho; rendimiento; ventaja; medro; utilidad; sueldo; ganga; conveniencia; valía; mérito
Wiktionary:
- victory → victoria
- victory → triunfo, victoria

Engels

Uitgebreide vertaling voor victory (Engels) in het Spaans

victory:

victory [the ~] zelfstandig naamwoord

the victory (triumph; conquest)
la victoria; el triunfo
- victoria [la ~] zelfstandig naamwoord
- triunfo [el ~] zelfstandig naamwoord
the victory (profit; benefit; advantage; gain; earnings; yield; winning; output; economy; return; take)
el beneficio; la ganancia; el provecho; el rendimiento; la ventaja; el medro; la utilidad; el sueldo; la ganga; la conveniencia; la valía; el mérito
- beneficio [el ~] zelfstandig naamwoord
- ganancia [la ~] zelfstandig naamwoord
- provecho [el ~] zelfstandig naamwoord
- rendimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- ventaja [la ~] zelfstandig naamwoord
- medro [el ~] zelfstandig naamwoord
- utilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- sueldo [el ~] zelfstandig naamwoord
- ganga [la ~] zelfstandig naamwoord
- conveniencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- valía [la ~] zelfstandig naamwoord
- mérito [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor victory:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beneficio	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	acquisition; benefit; gain; output; productivity; profit; purchase; return; shoppings; use; usefulness; value; yield
conveniencia	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	ability; advisability; appropriateness; becomingness; benefit; candor; candour; civility; courtesy; courtliness; decency; desirability; detachment; etiquette; faultlessness; frankness; gallantry; gentility; good breeding; good manners; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; manners; merriment; mirth; neatness; open-heartedness; orderliness; perfection; pleasure; profit; propriety; purity; respectability; seemliness; soundness; spotlessness; stainlessness; suitability; suitableness; tidiness; use; usefulness; value
ganancia	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield
ganga	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	bargain; bid; bit of good luck; bit of luck; chance; fortune; godsend; luck; lucky coincidence; offer; piece of good luck; piece of luck; pleasant surprise; proposal; sheer luck; stroke of luck; stroke of unexpected luck; windfall
medro	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield
mérito	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	merit
provecho	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	affluence; benefit; productivity; profit; prosperity; use; usefulness; utility; value; wealth; welfare; well-being
rendimiento	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	acquisition; benefit; effectiveness; effectivity; gain; labour performance; output; performance; productivity; profit; purchase; return; shoppings; throughput; use; usefulness; utility; value; yield
sueldo	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	allowance; compensation; fee; fruits of labour; income; merits; pay; payment; receivings; recompense; remuneration; reward; salary; wage; wages
triunfo	conquest; triumph; victory	leading card; triumph; trump; trump card; trumps
utilidad	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	appropriateness; benefit; productivity; profit; relevance; use; usefulness; utility; utility program; value
valía	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield
ventaja	advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield	benefit; bit of luck; chance; fortunate; godsend; good luck; piece of luck; profit; sheer luck; stroke of luck; use; usefulness; utility; windfall
victoria	conquest; triumph; victory	triumph
-	triumph

Verwante woorden van "victory":

victories

Synoniemen voor "victory":

triumph; ending; conclusion; finish; success

Antoniemen van "victory":

defeat

Verwante definities voor "victory":

a successful ending of a struggle or contest¹
- a narrow victory¹
- the general always gets credit for his army's victory¹
- clinched a victory¹
- convincing victory¹

Wiktionary: victory

victory

noun

an instance of having won a competition or battle
- victory → victoria

Cross Translation:

From	To	Via
• victory	→ triunfo; victoria	↔ overwinning — een zege, triomf
• victory	→ triunfo; victoria	↔ zege — overwinning, victorie
• victory	→ victoria	↔ Sieg — das Gewinnen eines (Wett-) Kampfes

Verwante vertalingen van victory

Remove Ads

Vertaal victory van Engels naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor victory (Engels) in het Spaans

victory:

victory [the ~] zelfstandig naamwoord

the victory (triumph; conquest)

the victory (profit; benefit; advantage; gain; earnings; yield; winning; output; economy; return; take)

Vertaal Matrix voor victory:

Verwante woorden van "victory":

Synoniemen voor "victory":

Antoniemen van "victory":

Verwante definities voor "victory":

Wiktionary: victory

Verwante vertalingen van victory