Engels
Uitgebreide vertaling voor subdued (Engels) in het Spaans
subdued:
-
subdued
recogido; retraído; revocado; establecido; metido; retirado; asentado; anulado; ensimismado; con sede en-
recogido bijvoeglijk naamwoord
-
retraído bijvoeglijk naamwoord
-
revocado bijvoeglijk naamwoord
-
establecido bijvoeglijk naamwoord
-
metido bijvoeglijk naamwoord
-
retirado bijvoeglijk naamwoord
-
asentado bijvoeglijk naamwoord
-
anulado bijvoeglijk naamwoord
-
ensimismado bijvoeglijk naamwoord
-
con sede en bijvoeglijk naamwoord
-
-
subdued (faint)
indeterminado; amortiguado; irresoluto-
indeterminado bijvoeglijk naamwoord
-
amortiguado bijvoeglijk naamwoord
-
irresoluto bijvoeglijk naamwoord
-
-
subdued (faint; muffled; hushed; in an undertone)
apagado; tapado; amortiguado-
apagado bijvoeglijk naamwoord
-
tapado bijvoeglijk naamwoord
-
amortiguado bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor subdued:
Verwante woorden van "subdued":
Synoniemen voor "subdued":
Verwante definities voor "subdued":
subdued vorm van subdue:
-
to subdue (control; moderate; keep back)
-
to subdue (keep in control; suppress; revoke; withhold; retract; recant; keep back; pulverize; take back; rub fine; crush; pulverise)
tener bajo control-
tener bajo control werkwoord
-
-
to subdue (tame; domesticate; control)
Conjugations for subdue:
present
- subdue
- subdue
- subdues
- subdue
- subdue
- subdue
simple past
- subdued
- subdued
- subdued
- subdued
- subdued
- subdued
present perfect
- have subdued
- have subdued
- has subdued
- have subdued
- have subdued
- have subdued
past continuous
- was subdueing
- were subdueing
- was subdueing
- were subdueing
- were subdueing
- were subdueing
future
- shall subdue
- will subdue
- will subdue
- shall subdue
- will subdue
- will subdue
continuous present
- am subdueing
- are subdueing
- is subdueing
- are subdueing
- are subdueing
- are subdueing
subjunctive
- be subdued
- be subdued
- be subdued
- be subdued
- be subdued
- be subdued
diverse
- subdue!
- let's subdue!
- subdued
- subdueing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they