Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
- stiffen:
-
stiff:
- desgarbado; austero; de madera; tenso; fijo; distante; hosco; esférico; tieso; estirado; cuajado; abultado; paralizado; parsimonioso; envarado; agarrotado; difícil; complicado; duro; fuerte; conversación difícil; firme; duradero; con fuerza; con firmeza; justo; considerable; resistente; vigoroso; considerablemente; fuertemente; firmemente; irrefutable; inquebrantable; desmañado; flojo; torpe; incómodo; inconfortable; débil; blando; enfermizo; preocupado; inquieto; lacio; inútil; tosco; patoso; zafio; fláccido; inhábil; mastuerzo; bastante mal; larguirucho; desgalichado; poco manejable; en baja forma; rígido; enfadado; desabrido; malhumorado; de mal humor
-
Wiktionary:
- stiffen → atiesar, entiesar, endurecer, atiesarse, entiesarse, endurecerse
- stiffen → entumecer
- stiff → rigidez
- stiff → firme, resistente, sólido, abrupto, tirante, rígido, escarpado, acantilado, rigido
Engels
Uitgebreide vertaling voor stiffen (Engels) in het Spaans
stiffen:
-
stiffen
quedarse rígido; agarrotarse; inmobilizarse-
quedarse rígido werkwoord
-
agarrotarse werkwoord
-
inmobilizarse werkwoord
-
-
stiffen (starch)
agarrotar; atiesar; entumecerse; anquilosarse; quedarse rígido; poner rígido-
agarrotar werkwoord
-
atiesar werkwoord
-
entumecerse werkwoord
-
anquilosarse werkwoord
-
quedarse rígido werkwoord
-
poner rígido werkwoord
-
Vertaal Matrix voor stiffen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
agarrotar | starch; stiffen | bind; bind fast; bind up; fasten; join; pinion; tie; tie up |
agarrotarse | stiffen | clasp; clutch; grasp; grip; seize |
anquilosarse | starch; stiffen | |
atiesar | starch; stiffen | coagulate; curdle |
entumecerse | starch; stiffen | |
inmobilizarse | stiffen | |
poner rígido | starch; stiffen | |
quedarse rígido | starch; stiffen | |
- | constrain; tighten; tighten up |
Verwante woorden van "stiffen":
Synoniemen voor "stiffen":
Antoniemen van "stiffen":
Verwante definities voor "stiffen":
Wiktionary: stiffen
stiffen
Cross Translation:
verb
-
to make stiff
-
to become stiff
- stiffen → atiesarse; entiesarse; endurecerse
-
-
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stiffen | → entumecer | ↔ verstijven — stijf worden |
stiff:
-
stiff (rigid; wooden)
desgarbado; austero; de madera-
desgarbado bijvoeglijk naamwoord
-
austero bijvoeglijk naamwoord
-
de madera bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (fixed; rigid; stern; star; petrified; set; fossilized; fossilised)
tenso; fijo; austero; distante; hosco; esférico; tieso; estirado; cuajado; abultado; paralizado; parsimonioso; envarado; agarrotado-
tenso bijvoeglijk naamwoord
-
fijo bijvoeglijk naamwoord
-
austero bijvoeglijk naamwoord
-
distante bijvoeglijk naamwoord
-
hosco bijvoeglijk naamwoord
-
esférico bijvoeglijk naamwoord
-
tieso bijvoeglijk naamwoord
-
estirado bijvoeglijk naamwoord
-
cuajado bijvoeglijk naamwoord
-
abultado bijvoeglijk naamwoord
-
paralizado bijvoeglijk naamwoord
-
parsimonioso bijvoeglijk naamwoord
-
envarado bijvoeglijk naamwoord
-
agarrotado bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (difficult; tough; awkward; burdensome; hard; heavy; massive)
difícil; complicado; duro-
difícil bijvoeglijk naamwoord
-
complicado bijvoeglijk naamwoord
-
duro bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (severe; punish)
-
stiff (stiff conversation)
difícil; conversación difícil-
difícil bijvoeglijk naamwoord
-
conversación difícil bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (standing-on; firm; staunch)
fuerte; firme; duradero; con fuerza; con firmeza; justo; considerable; resistente; vigoroso; considerablemente; fuertemente; firmemente; irrefutable; inquebrantable-
fuerte bijvoeglijk naamwoord
-
firme bijvoeglijk naamwoord
-
duradero bijvoeglijk naamwoord
-
con fuerza bijvoeglijk naamwoord
-
con firmeza bijvoeglijk naamwoord
-
justo bijvoeglijk naamwoord
-
considerable bijvoeglijk naamwoord
-
resistente bijvoeglijk naamwoord
-
vigoroso bijvoeglijk naamwoord
-
considerablemente bijvoeglijk naamwoord
-
fuertemente bijvoeglijk naamwoord
-
firmemente bijvoeglijk naamwoord
-
irrefutable bijvoeglijk naamwoord
-
inquebrantable bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (clumsy; abstemious; unhandy; gawky; uneasy; doltish; wooden; owlish; not very good; poor)
desmañado; flojo; torpe; incómodo; inconfortable; débil; blando; enfermizo; desgarbado; preocupado; inquieto; lacio; inútil; tosco; patoso; zafio; de madera; fláccido; inhábil; mastuerzo; bastante mal; larguirucho; desgalichado; poco manejable; en baja forma-
desmañado bijvoeglijk naamwoord
-
flojo bijvoeglijk naamwoord
-
torpe bijvoeglijk naamwoord
-
incómodo bijvoeglijk naamwoord
-
inconfortable bijvoeglijk naamwoord
-
débil bijvoeglijk naamwoord
-
blando bijvoeglijk naamwoord
-
enfermizo bijvoeglijk naamwoord
-
desgarbado bijvoeglijk naamwoord
-
preocupado bijvoeglijk naamwoord
-
inquieto bijvoeglijk naamwoord
-
lacio bijvoeglijk naamwoord
-
inútil bijvoeglijk naamwoord
-
tosco bijvoeglijk naamwoord
-
patoso bijvoeglijk naamwoord
-
zafio bijvoeglijk naamwoord
-
de madera bijvoeglijk naamwoord
-
fláccido bijvoeglijk naamwoord
-
inhábil bijvoeglijk naamwoord
-
mastuerzo bijvoeglijk naamwoord
-
bastante mal bijvoeglijk naamwoord
-
larguirucho bijvoeglijk naamwoord
-
desgalichado bijvoeglijk naamwoord
-
poco manejable bijvoeglijk naamwoord
-
en baja forma bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (rigid; tough)
-
stiff (peevish; grumpy; sullen; sulky; gruff; moody; surly; bad-tempered)
enfadado; desabrido; malhumorado; de mal humor-
enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
desabrido bijvoeglijk naamwoord
-
malhumorado bijvoeglijk naamwoord
-
de mal humor bijvoeglijk naamwoord
-
-
stiff (rigid)
Vertaal Matrix voor stiff:
Verwante woorden van "stiff":
Synoniemen voor "stiff":
Antoniemen van "stiff":
Verwante definities voor "stiff":
Wiktionary: stiff
stiff
Cross Translation:
adjective
-
of an object, rigid, hard to bend, inflexible
- stiff → rigidez
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stiff | → firme; resistente; sólido | ↔ ferme — Qui a de la consistance, de la dureté. |
• stiff | → abrupto; tirante; rígido; escarpado; acantilado | ↔ raide — Traductions à trier suivant le sens |
• stiff | → rigido | ↔ rigide — Qui ne fléchir pas. |