Spitting in het Spaans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

spitting:
- escupir; escupitajo
spit:
- saliva; esputo; flema; gargajo
- escupir; vomitar
Wiktionary:
- spit → asador
- spit → espetar, escupir
- spit → escupir, esputar, expectorar, echar, tirar, lanzar, vomitar

Engels

Uitgebreide vertaling voor spitting (Engels) in het Spaans

spitting:

spitting [the ~] zelfstandig naamwoord

the spitting
el escupir; el escupitajo
- escupir [el ~] zelfstandig naamwoord
- escupitajo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spitting:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
escupir	spitting
escupitajo	spitting	cuspidor; spittoon; vomiting basin
-	expectoration; spit
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
escupir		book; enlist; enrol; enroll; enter; give up; hand down; inscribe; register; spew; spew out; spit; spit out; sputter; subscribe

Synoniemen voor "spitting":

spit; expectoration; expulsion; projection; ejection; forcing out

Verwante definities voor "spitting":

the act of spitting (forcefully expelling saliva)¹

spitting vorm van spit:

spit [the ~] zelfstandig naamwoord

the spit (saliva; spittle)
la saliva
- saliva [la ~] zelfstandig naamwoord
the spit (gob; phlegm; lump of spit)
el esputo; la flema; la gargajo
- esputo [el ~] zelfstandig naamwoord
- flema [la ~] zelfstandig naamwoord
- gargajo [la ~] zelfstandig naamwoord

to spit werkwoord (spits, spat, spitting)

to spit (spew; sputter; spew out)
escupir; vomitar
- escupir werkwoord
- vomitar werkwoord

Conjugations for spit:

present

spit
spit
spits
spit
spit
spit

simple past

spat
spat
spat
spat
spat
spat

present perfect

have spat
have spat
has spat
have spat
have spat
have spat

past continuous

was spitting
were spitting
was spitting
were spitting
were spitting
were spitting

future

shall spit
will spit
will spit
shall spit
will spit
will spit

continuous present

am spitting
are spitting
is spitting
are spitting
are spitting
are spitting

subjunctive

be spat
be spat
be spat
be spat
be spat
be spat

diverse

spit!
let's spit!
spat
spitting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor spit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
escupir		spitting
esputo	gob; lump of spit; phlegm; spit	sputum
flema	gob; lump of spit; phlegm; spit	mucus; phlegm; slobber
gargajo	gob; lump of spit; phlegm; spit
saliva	saliva; spit; spittle	mucus; slobber
-	expectoration; saliva; spitting; spittle; tongue
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
escupir	spew; spew out; spit; sputter	book; enlist; enrol; enroll; enter; give up; hand down; inscribe; register; spit out; subscribe
vomitar	spew; spew out; spit; sputter	be sick; bring up; puke; regurgigate; spew; spew out; throw up; upchuck; vomit
-	patter; pitter-patter; ptyalise; ptyalize; skewer; spatter; spew; spit out; sprinkle; spue
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	tongue of land

Verwante woorden van "spit":

spiting, spits

Synoniemen voor "spit":

tongue; cape; ness
saliva; spittle; secretion
skewer
spitting; expectoration; expulsion; projection; ejection; forcing out
ptyalize; ptyalise; spew; spue; expectorate; cough up; cough out; spit up; spit out
spit out; utter; emit; let out; let loose
sprinkle; spatter; patter; pitter-patter; rain; rain down
skewer; pin

Verwante definities voor "spit":

the act of spitting (forcefully expelling saliva)¹
a skewer for holding meat over a fire¹
a clear liquid secreted into the mouth by the salivary glands and mucous glands of the mouth; moistens the mouth and starts the digestion of starches¹
a narrow strip of land that juts out into the sea¹
expel or eject (saliva or phlegm or sputum) from the mouth¹
- The father of the victim spat at the alleged murderer¹
utter with anger or contempt¹
drive a skewer through¹
rain gently¹

Wiktionary: spit

spit

noun

a rod on which meat is grilled/broiled
- spit → asador

verb

to impale on a spit
- spit → espetar
to evacuate saliva from the mouth
- spit → escupir

Cross Translation:

From	To	Via
• spit	→ escupir	↔ spugen — speeksel uit de mond doen uitschieten
• spit	→ escupir	↔ spucken — Speichel heftig aus dem Mund schleudern
• spit	→ escupir	↔ spucken — übertragen von [1]: kleine Objekte aus dem Mund schleudern
• spit	→ escupir	↔ spucken — übertragen von [2], vor allem bei Maschinen: Objekte schnell und heftig ausstoßen
• spit	→ escupir; esputar; expectorar	↔ cracher — rejeter violemment par la bouche
• spit	→ echar; tirar; lanzar	↔ jeter — lancer avec la main ou de quelque autre manière.
• spit	→ vomitar; escupir; esputar; expectorar	↔ vomir — rejeter convulsivement par la bouche des matières contenir dans l’estomac.

Verwante vertalingen van spitting

fire-spitting

Remove Ads

Vertaal spitting van Engels naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor spitting (Engels) in het Spaans

spitting:

spitting [the ~] zelfstandig naamwoord

the spitting

Vertaal Matrix voor spitting:

Synoniemen voor "spitting":

Verwante definities voor "spitting":

spitting vorm van spit:

spit [the ~] zelfstandig naamwoord

the spit (saliva; spittle)

the spit (gob; phlegm; lump of spit)

to spit werkwoord (spits, spat, spitting)

to spit (spew; sputter; spew out)

Conjugations for spit:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor spit:

Verwante woorden van "spit":

Synoniemen voor "spit":

Verwante definities voor "spit":

Wiktionary: spit

Verwante vertalingen van spitting