Proof in het Spaans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

proof:
- prueba; signo; documento de prueba; muestra; comprobante; justificantes; comprobantes; medio de prueba
- probar; someter a prueba
Wiktionary:
- proof → prueba
- proof → recibo, demostración, prueba, comprobante, muestra, testimonio

Engels

Uitgebreide vertaling voor proof (Engels) in het Spaans

proof:

proof [the ~] zelfstandig naamwoord

the proof (evidence; piece of evidence)
la prueba
- prueba [la ~] zelfstandig naamwoord
the proof (evidence; token; piece of evidence; body of evidence)
el signo; el documento de prueba; la muestra; la prueba; el comprobante
- signo [el ~] zelfstandig naamwoord
- documento de prueba [el ~] zelfstandig naamwoord
- muestra [la ~] zelfstandig naamwoord
- prueba [la ~] zelfstandig naamwoord
- comprobante [el ~] zelfstandig naamwoord
the proof (evidence)
el justificantes; el comprobantes; el medio de prueba
- justificantes [el ~] zelfstandig naamwoord
- comprobantes [el ~] zelfstandig naamwoord
- medio de prueba [el ~] zelfstandig naamwoord

proof werkwoord

proof (put to the test; test; try; try s.o.'s mettle)
probar; someter a prueba
- probar werkwoord
- someter a prueba werkwoord

Vertaal Matrix voor proof:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
comprobante	body of evidence; evidence; piece of evidence; proof; token	certificate; certificate of proof; charter; coupon; deed; deposit voucher; document; receipt; token; voucher
comprobantes	evidence; proof	evidence
documento de prueba	body of evidence; evidence; piece of evidence; proof; token	certificate; certificate of proof; charter; deed; document
justificantes	evidence; proof	evidence
medio de prueba	evidence; proof
muestra	body of evidence; evidence; piece of evidence; proof; token	copy; example; gesture; identification mark; identifying mark; mark; sample; show; swatch
probar		assessing; examining; fitting; reviewing; test run; trial run; trying on
prueba	body of evidence; evidence; piece of evidence; proof; token	A levels; O levels; argumentation; audition; certificate; certificate of proof; charter; computer-test; deed; document; exam; experiment; final exam; finals; leaving exam; line of thought; reasoning; test; train of thought; try
signo	body of evidence; evidence; piece of evidence; proof; token	gesture; identification mark; identifying mark; mark; sign; signal
-	cogent evidence; substantiation; test copy; trial impression; validation
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
probar	proof; put to the test; test; try; try s.o.'s mettle	check; control; count again; examine; inspect; pretest; realise; realize; recount; sample; substantiate; taste; test; try; try out; verify
someter a prueba	proof; put to the test; test; try; try s.o.'s mettle	attempt; check; control; endeavor; endeavour; examine; hear; inspect; pretest; strive; test; try; try out; verify
-	proofread

Verwante woorden van "proof":

reproof, proofing, proofs

Synoniemen voor "proof":

impervious; imperviable
cogent evidence; evidence; grounds
argument; statement
measure; quantity; amount
test copy; trial impression; impression; printing
photographic print; print
validation; substantiation; determination; finding
produce; make; create
knead; work
proofread; see; check; insure; see to it; ensure; control; ascertain; assure
change; alter; modify
strengthen

Verwante definities voor "proof":

(used in combination or as a suffix) able to withstand¹
- temptation-proof¹
- childproof locks¹
the act of validating; finding or testing the truth of something¹
a trial photographic print from a negative¹
any factual evidence that helps to establish the truth of something¹
- if you have any proof for what you say, now is the time to produce it¹
(printing) an impression made to check for errors¹
a formal series of statements showing that if one thing is true something else necessarily follows from it¹
a measure of alcoholic strength expressed as an integer twice the percentage of alcohol present (by volume)¹
make resistant (to harm)¹
- proof the materials against shrinking in the dryer¹
activate by mixing with water and sometimes sugar or milk¹
- proof yeast¹
read for errors¹
knead to reach proper lightness¹
- proof dough¹
make or take a proof of, such as a photographic negative, an etching, or typeset¹

Wiktionary: proof

proof

noun

any effort, process, or operation designed to establish or discover a fact or truth
- proof → prueba
-
- proof → prueba

Cross Translation:

From	To	Via
• proof	→ recibo	↔ Beleg — allgemein: ein Beweis, ein Nachweis
• proof	→ demostración	↔ Beweis — Logik: eine nach festgelegten Regeln durchgeführte Ableitung
• proof	→ prueba	↔ Nachweis — ein Beleg, eine Bestätigung für eine Behauptung oder Theorie
• proof	→ comprobante; prueba	↔ bewijsstuk — een stuk waarin iets als waar wordt gesteld
• proof	→ prueba	↔ bewijs — datgene wat de juistheid van een bewering onweerlegbaar vast (kan) leggen
• proof	→ prueba; muestra	↔ preuve — Traductions à trier suivant le sens
• proof	→ testimonio	↔ témoignage — action de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van proof

Remove Ads

Vertaal proof van Engels naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor proof (Engels) in het Spaans

proof:

proof [the ~] zelfstandig naamwoord

the proof (evidence; piece of evidence)

the proof (evidence; token; piece of evidence; body of evidence)

the proof (evidence)

proof werkwoord

proof (put to the test; test; try; try s.o.'s mettle)

Vertaal Matrix voor proof:

Verwante woorden van "proof":

Synoniemen voor "proof":

Verwante definities voor "proof":

Wiktionary: proof

Verwante vertalingen van proof