Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
- prepared:
-
prepare:
- preparar; hacer el preparativo; orientar; iniciar; familiarizarse; equipar; proveer; proveerse de; aderezar; prepararse; apercibir; arreglar; aprestar; hacer; crear; producir; diseñar; ganar; componer; compilar; montar; formar; fabricar; desarrollar; concebir; armar; reparar; convertirse en; trazar; remendar; instruir; dar clases; educar; enseñar
-
Wiktionary:
- prepare → preparar
- prepare → predisponer, aprestar, preparar, aviar, aparejar, acondicionar, disponerse, prepararse, aderezar, guisar, disponer, adobar
Engels
Uitgebreide vertaling voor prepared (Engels) in het Spaans
prepared:
-
prepared (ready for)
-
prepared (completed; over; finished; accomplished; out; ready; ready for use; achieved; concluded; evident; clear)
pasado; terminado; listo; pronto; completo; llevado a cabo; perfecto; acabado; concluído; realizado; efectuado-
pasado bijvoeglijk naamwoord
-
terminado bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
pronto bijvoeglijk naamwoord
-
completo bijvoeglijk naamwoord
-
llevado a cabo bijvoeglijk naamwoord
-
perfecto bijvoeglijk naamwoord
-
acabado bijvoeglijk naamwoord
-
concluído bijvoeglijk naamwoord
-
realizado bijvoeglijk naamwoord
-
efectuado bijvoeglijk naamwoord
-
-
prepared (ready; ready for use)
Vertaal Matrix voor prepared:
Verwante woorden van "prepared":
Synoniemen voor "prepared":
Antoniemen van "prepared":
Verwante definities voor "prepared":
prepare:
-
to prepare (make preparations)
-
to prepare (introduce)
-
to prepare (kit out; fit out; rig out)
-
to prepare (brew; cook; make ready)
-
to prepare (create; make; conceptualize; construct; manufacture; design; invent; conceptualise)
hacer; crear; producir; diseñar; ganar; componer; compilar; montar; formar; fabricar; desarrollar; concebir; armar; reparar; convertirse en; trazar; remendar-
hacer werkwoord
-
crear werkwoord
-
producir werkwoord
-
diseñar werkwoord
-
ganar werkwoord
-
componer werkwoord
-
compilar werkwoord
-
montar werkwoord
-
formar werkwoord
-
fabricar werkwoord
-
desarrollar werkwoord
-
concebir werkwoord
-
armar werkwoord
-
reparar werkwoord
-
convertirse en werkwoord
-
trazar werkwoord
-
remendar werkwoord
-
-
to prepare
-
to prepare
-
to prepare (make ready; get ready)
-
to prepare (teach; instruct; train)
-
to prepare (instruct; inform; brief; explain; teach; train; learn)
enseñar; instruir; educar; dar clases-
enseñar werkwoord
-
instruir werkwoord
-
educar werkwoord
-
dar clases werkwoord
-
Conjugations for prepare:
present
- prepare
- prepare
- prepares
- prepare
- prepare
- prepare
simple past
- prepared
- prepared
- prepared
- prepared
- prepared
- prepared
present perfect
- have prepared
- have prepared
- has prepared
- have prepared
- have prepared
- have prepared
past continuous
- was preparing
- were preparing
- was preparing
- were preparing
- were preparing
- were preparing
future
- shall prepare
- will prepare
- will prepare
- shall prepare
- will prepare
- will prepare
continuous present
- am preparing
- are preparing
- is preparing
- are preparing
- are preparing
- are preparing
subjunctive
- be prepared
- be prepared
- be prepared
- be prepared
- be prepared
- be prepared
diverse
- prepare!
- let's prepare!
- prepared
- preparing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor prepare:
Verwante woorden van "prepare":
Synoniemen voor "prepare":
Verwante definities voor "prepare":
Wiktionary: prepare
prepare
Cross Translation:
verb
-
to make ready for a specific future purpose
- prepare → preparar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• prepare | → predisponer; aprestar; preparar | ↔ voorbereiden — handelingen verrichten die een latere gebeurtenis mogelijk moeten maken |
• prepare | → aviar; aparejar; acondicionar; preparar | ↔ klaarmaken — voorbereiden |
• prepare | → disponerse | ↔ anschicken — (reflexiv) geh.|: sich dazu bereit machen, etwas zu tun; im Begriff sein, etwas zu tun |
• prepare | → preparar | ↔ bereiten — (transitiv) etwas zur späteren Verwendung anrichten, herrichten |
• prepare | → prepararse | ↔ einstellen — (reflexiv) sich auf etwas vorbereiten |
• prepare | → preparar | ↔ präparieren — (transitiv) bildungssprachlich: etwas vorbereiten, mit etwas versehen |
• prepare | → preparar | ↔ präparieren — (reflexiv) veraltend: sich auf eine Aufgabe, insbesondere den Unterricht oder eine Prüfung vorbereiten |
• prepare | → preparar | ↔ vorbereiten — etwas, jemanden oder sich selbst einer Voraussicht oder ZukunftErwartung anpassen; so ändern, dass es sich bei den erwarteten Ereignissen positiv auswirkt |
• prepare | → preparar; aderezar; guisar | ↔ zubereiten — Essen kochen, Speisen anrichten |
• prepare | → preparar; disponer | ↔ apprêter — préparer, mettre en état. |
• prepare | → preparar; aderezar; adobar; aviar | ↔ préparer — apprêter, disposer mettre une chose dans l’état convenable à l’usage auquel on la destiner. |