Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
- openly:
-
open:
- abierto; accesible; sin rodeos; abiertamente; sincero; franco; claro; sin trabas; sin ambages; claramente; francamente; sin reserva; con franqueza; honesto; correcto; íntegro; honrado; destapado; descubierto; desnudo; al aire libre
- abrir; destapar; hacer accesible; empezar; inaugurar; comenzar; iniciar; abrirse; desencerrar; destornillar; desenroscar; desatornillar; arrancar; quitar el cierre; abrirse de golpe; soltar; desprenderse; lograr abrir; lograr desabrochar; abrir de golpe
- espacios libres
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor openly (Engels) in het Spaans
openly:
-
openly (outspoken; frankly; forthright; outright; frank; blunt; plain; straight; plain-spoken; genially)
desnudo; puro; directamente; sin rodeos; no embellecido-
desnudo bijvoeglijk naamwoord
-
puro bijvoeglijk naamwoord
-
directamente bijvoeglijk naamwoord
-
sin rodeos bijvoeglijk naamwoord
-
no embellecido bijvoeglijk naamwoord
-
-
openly (explicit; crude; straightforward; frank; outspoken; blunt; straight; overt; square; plain)
abierto; directamente; claro; claramente; francamente; abiertamente; sin reserva; con franqueza-
abierto bijvoeglijk naamwoord
-
directamente bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
claramente bijvoeglijk naamwoord
-
francamente bijvoeglijk naamwoord
-
abiertamente bijvoeglijk naamwoord
-
sin reserva bijvoeglijk naamwoord
-
con franqueza bijvoeglijk naamwoord
-
-
openly (loud; lustily; blatant; loudly; showy; aloud; at the top of one's voice)
-
openly (frank; frankly; unconcealed)
abierto; sin disimulo; con visir abierto-
abierto bijvoeglijk naamwoord
-
sin disimulo bijvoeglijk naamwoord
-
con visir abierto bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor openly:
Verwante woorden van "openly":
Verwante definities voor "openly":
Wiktionary: openly
openly
Cross Translation:
adverb
-
in an open manner, visibly, not covertly
- openly → abiertamente
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• openly | → al aire libre; descubierto | ↔ openlijk — zonder te verbergen, in het openbaar |
open:
-
open
-
open (approachable; accessible; amenable; frank)
abierto; accesible; sin rodeos-
abierto bijvoeglijk naamwoord
-
accesible bijvoeglijk naamwoord
-
sin rodeos bijvoeglijk naamwoord
-
-
open (not closed)
-
open (frank; sincere; straight; straightforward; honest; plain; fair)
sincero; abierto; franco; claro; abiertamente; sin trabas; sin ambages; claramente; francamente; sin rodeos; sin reserva; con franqueza-
sincero bijvoeglijk naamwoord
-
abierto bijvoeglijk naamwoord
-
franco bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
abiertamente bijvoeglijk naamwoord
-
sin trabas bijvoeglijk naamwoord
-
sin ambages bijvoeglijk naamwoord
-
claramente bijvoeglijk naamwoord
-
francamente bijvoeglijk naamwoord
-
sin rodeos bijvoeglijk naamwoord
-
sin reserva bijvoeglijk naamwoord
-
con franqueza bijvoeglijk naamwoord
-
-
open (upright; honest; sincere; true; frank; fair)
-
open (straight ahead; frank; straight on)
abierto; franco; sin rodeos-
abierto bijvoeglijk naamwoord
-
franco bijvoeglijk naamwoord
-
sin rodeos bijvoeglijk naamwoord
-
-
open (straightforward; straight; freely; frank)
-
open (uncovered; outdoor)
destapado; descubierto; desnudo; al aire libre-
destapado bijvoeglijk naamwoord
-
descubierto bijvoeglijk naamwoord
-
desnudo bijvoeglijk naamwoord
-
al aire libre bijvoeglijk naamwoord
-
-
open (uncovered; bare)
-
open
– Pertaining to the status assigned to records in the system that are in progress. 2
-
to open (open up; unlock)
-
to open (introduce; start)
-
to open (turn on; open up; unscrew; unlock)
abrirse; desencerrar; destornillar; desenroscar; desatornillar-
abrirse werkwoord
-
desencerrar werkwoord
-
destornillar werkwoord
-
desenroscar werkwoord
-
desatornillar werkwoord
-
-
to open
-
to open (herald; ring in; start; begin)
-
to open (unbolt; unlock; open up)
-
to open (unfold)
abrirse de golpe-
abrirse de golpe werkwoord
-
-
to open (undo; get undone)
arrancar; soltar; desprenderse; lograr abrir; lograr desabrochar-
arrancar werkwoord
-
soltar werkwoord
-
desprenderse werkwoord
-
lograr abrir werkwoord
-
lograr desabrochar werkwoord
-
-
to open (commence; begin; start; take off; get under way; break into; be off)
-
to open (come open)
-
to open (throw open)
abrir de golpe-
abrir de golpe werkwoord
-
Conjugations for open:
present
- open
- open
- opens
- open
- open
- open
simple past
- opened
- opened
- opened
- opened
- opened
- opened
present perfect
- have opened
- have opened
- has opened
- have opened
- have opened
- have opened
past continuous
- was opening
- were opening
- was opening
- were opening
- were opening
- were opening
future
- shall open
- will open
- will open
- shall open
- will open
- will open
continuous present
- am opening
- are opening
- is opening
- are opening
- are opening
- are opening
subjunctive
- be opened
- be opened
- be opened
- be opened
- be opened
- be opened
diverse
- open!
- let's open!
- opened
- opening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the open
Vertaal Matrix voor open:
Verwante woorden van "open":
Synoniemen voor "open":
Antoniemen van "open":
Verwante definities voor "open":
Wiktionary: open
open
Cross Translation:
verb
-
to become open
- open → abrir
-
to make accessible to customers
- open → abrir
-
to make something accessible
- open → abrir
-
computing: in current use
- open → abierto
-
receptive
- open → abierto
-
prepared to conduct business
- open → abierto
-
not closed
- open → abierto
-
sports event
- open → open
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• open | → abrirse | ↔ opengaan — zich openen |
• open | → abrir | ↔ openen — (informatica) een bestand inladen |
• open | → abrir | ↔ openen — openstellen, toegankelijk maken |
• open | → abrir | ↔ openen — ontsluiten, openmaken wat afsluit of wat gesloten is |
• open | → abrir | ↔ openen — laten beginnen, in bedrijf brengen |
• open | → abierto | ↔ auf — undeklinierbar: umgangssprachlich für „offen“ |
• open | → romper; forzat | ↔ aufbrechen — (transitiv) metaphorisch: lockern, lösen, etwas loswerden, alte Strukturen aufbrechen |
• open | → romper; forzat | ↔ aufbrechen — (transitiv) öffnen, aufmachen, analysieren; auch trennen, teilen, zerteilen (oftmals im destruktiven Sinne) |
• open | → romper; forzat | ↔ aufbrechen — (intransitiv) bersten |
• open | → abrirse | ↔ aufgehen — sich öffnen |
• open | → abrir | ↔ aufmachen — öffnen |
• open | → inaugurar; abrir | ↔ eröffnen — etwas öffentlich zugänglich machen, für Publikum aufmachen |
• open | → abierto | ↔ offen — nicht geschlossen |
• open | → abrir | ↔ öffnen — etwas aufmachen; offen machen |
• open | → amplio; abundante; vasto; ancho | ↔ ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire. |
• open | → ancho; amplio | ↔ large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long. |
• open | → libre | ↔ libre — Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir. |
• open | → abierto | ↔ ouvert — Qui n’est pas fermé. |
• open | → abrir | ↔ ouvrir — Faire que ce qui était clos ne le soit plus. |
• open | → lleno | ↔ plein — Qui contient tout ce qu’il est capable de contenir ; il est opposé à vide. (Sens général). |
• open | → público | ↔ public — Qui est commun, à l'usage de tous |
• open | → vasto; amplio | ↔ étendu — grand, large, vaste. |