Overzicht
Engels naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. lessor:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor lessors (Engels) in het Spaans

lessor:

lessor [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lessor (landlord; letter; landlady)
    el dueño
    • dueño [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. the lessor (landlord; letter)
    el arrendador

Vertaal Matrix voor lessor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrendador landlord; lessor; letter ground lessee; landlady; landlord; leasehold tenant; leaseholder; lessee; lodging-house keeper
dueño landlady; landlord; lessor; letter Jonkheer; caretaker; doorkeeper; gent; hall porter; janitor; king; lord; master; mister; nobleman; ruler; squire; young man
- lease giver

Verwante woorden van "lessor":

  • lessors

Synoniemen voor "lessor":


Verwante definities voor "lessor":

  1. someone who grants a lease1

Wiktionary: lessor

lessor
noun
  1. owner of property that is leased