Engels

Uitgebreide vertaling voor householder (Engels) in het Spaans

householder:

householder [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the householder (inhabitant; resident; tenant; )
    – someone who owns a home 1
    el habitante; el residente; la inquilina de una habitación; el huésped; el inquilino; la huéspede; el interno; el morador

Vertaal Matrix voor householder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
habitante householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant inhabitant; lodger; renter; resident; tenant
huésped householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant boarder; guest; guest for the night; host; lodger; night guest; overnight guest; resident
huéspede householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant
inquilina de una habitación householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant
inquilino householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant boarder; inhabitant; lodger; renter; resident; tenant
interno householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant captive; detainee; internee; prisoner
morador householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant lodger; resident
residente householder; inhabitant; lessee; lodger; renter; resident; tenant inhabitant
- homeowner
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
interno in-house; intern; internal; inward; resident; spiritual
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
residente living; resident; residing; settled

Verwante woorden van "householder":

  • householders

Synoniemen voor "householder":


Verwante definities voor "householder":

  1. someone who owns a home1

Computer vertaling door derden: