Habits in het Spaans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

habits:
- costumbres; hábitos; uso; costumbre; usos; usanzas; tradiciones
habit:
- costumbre; hábito; cogulla; sayal; curiosidad; peculiaridad; particularidad; singularidad; rareza; notabilidad; excentricidad; detalle especial; cosa notable; ornamentos de la iglesia
Wiktionary:
- habit → hábito, uniforme, costumbre
- habit → costumbre, hábito, uso, manía

Engels

Uitgebreide vertaling voor habits (Engels) in het Spaans

habits:

habits [the ~] zelfstandig naamwoord

the habits (customs; traditions; normal practice; standard practice)
la costumbres; el hábitos; el uso; la costumbre; el usos; la usanzas
- costumbres [la ~] zelfstandig naamwoord
- hábitos [el ~] zelfstandig naamwoord
- uso [el ~] zelfstandig naamwoord
- costumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
- usos [el ~] zelfstandig naamwoord
- usanzas [la ~] zelfstandig naamwoord
the habits (traditions; customs)
la tradiciones
- tradiciones [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor habits:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
costumbre	customs; habits; normal practice; standard practice; traditions	common practice; commonness; custom; habit; tradition; unwritten law; usualness
costumbres	customs; habits; normal practice; standard practice; traditions
hábitos	customs; habits; normal practice; standard practice; traditions
tradiciones	customs; habits; traditions
usanzas	customs; habits; normal practice; standard practice; traditions
uso	customs; habits; normal practice; standard practice; traditions	administration; adoption; ante; application; common practice; custom; implementation; infliction; inset; practice; practise; stakes; tradition; unwritten law; usage; use; utilisation; utilization
usos	customs; habits; normal practice; standard practice; traditions

Verwante woorden van "habits":

habit

habits vorm van habit:

habit [the ~] zelfstandig naamwoord

the habit (custom)
la costumbre; el hábito
- costumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
- hábito [el ~] zelfstandig naamwoord
the habit
el hábito; la cogulla; el sayal
- hábito [el ~] zelfstandig naamwoord
- cogulla [la ~] zelfstandig naamwoord
- sayal [el ~] zelfstandig naamwoord
the habit (singularity; peculiarity; oddity; oddness; heterogeneity; strangeness)
la curiosidad; la peculiaridad; la particularidad; la singularidad; la rareza; la notabilidad; la excentricidad; el detalle especial; la cosa notable
- curiosidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- peculiaridad [la ~] zelfstandig naamwoord
- particularidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- singularidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- rareza [la ~] zelfstandig naamwoord
- notabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- excentricidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- detalle especial [el ~] zelfstandig naamwoord
- cosa notable [la ~] zelfstandig naamwoord
the habit (vestment; robe; sacerdotal vestment)
el hábito; la cogulla; el ornamentos de la iglesia
- hábito [el ~] zelfstandig naamwoord
- cogulla [la ~] zelfstandig naamwoord
- ornamentos de la iglesia [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor habit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cogulla	habit; robe; sacerdotal vestment; vestment
cosa notable	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	oddity; peculiarity; peculiarness; remarkable thing; remarkableness
costumbre	custom; habit	common practice; commonness; custom; customs; habits; normal practice; standard practice; tradition; traditions; unwritten law; usualness
curiosidad	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	curiosity; inquisitiveness; oddity; peculiarity; peculiarness; queerness; remarkable thing; remarkableness; singularity; strangeness
detalle especial	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	detail; oddness; particular; peculiarity; strangeness
excentricidad	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	eccentricity; oddity; peculiarity; queerness; singularity; strangeness
hábito	custom; habit; robe; sacerdotal vestment; vestment	application; commonness; custom; exertion; tradition; unwritten law; use; usualness
notabilidad	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	peculiarity; something striking; something that is eye-catching
ornamentos de la iglesia	habit; robe; sacerdotal vestment; vestment
particularidad	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	character description; character profile; characterisation; characteristic; characterization; detail; feature; oddity; oddness; particular; peculiarity; peculiarness; quality; queerness; remarkable thing; remarkableness; singularity; strangeness
peculiaridad	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	character description; character profile; characterisation; characteristic; characterization; detail; feature; oddity; oddness; particular; peculiarity; quality; queerness; singularity; strangeness; streak; trait
rareza	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	curiosity; oddity; oddness; peculiarity; queerness; singularity; strangeness
sayal	habit
singularidad	habit; heterogeneity; oddity; oddness; peculiarity; singularity; strangeness	detail; eccentricity; oddity; oddness; particular; peculiarity; queerness; singularity; strangeness
-	drug abuse; riding habit; substance abuse; use; wont

Verwante woorden van "habit":

habitable, habits

Synoniemen voor "habit":

wont; custom; tradition
use; usage; usance
attire; garb; dress
substance abuse; drug abuse; misuse; abuse
dress; clothe; enclothe; garb; raiment; tog; garment; habilitate; fit out; apparel

Verwante definities voor "habit":

(psychology) an automatic pattern of behavior in reaction to a specific situation; may be inherited or acquired through frequent repetition¹
- owls have nocturnal habits¹
- she had a habit twirling the ends of her hair¹
excessive use of drugs¹
a distinctive attire worn by a member of a religious order¹
attire that is typically worn by a horseback rider (especially a woman's attire)¹
an established custom¹
- it was their habit to dine at 7 every evening¹
the general form or mode of growth (especially of a plant or crystal)¹
- a shrub of spreading habit¹
put a habit on¹

Wiktionary: habit

habit

noun

addiction
- habit → hábito
piece of clothing worn uniformly for a specific activity
- habit → uniforme
long piece of clothing worn by monks and nuns
- habit → hábito
action performed repeatedly and automatically, usually without awareness
- habit → hábito
an action done on a regular basis
- habit → costumbre; hábito

Cross Translation:

From	To	Via
• habit	→ costumbre	↔ Gepflogenheit — eine nicht verbindliche Übereinkunft, die durch häufiges Wiederholen zur Konvention geworden ist
• habit	→ costumbre; hábito	↔ Gewohnheit — eine unter gleichartigen Bedingungen reflexhaft entwickeln Reaktionsweise, die durch Wiederholung Stereotyp wurde und beim erleben gleichartiger Situationsbedingungen wie "automatisch" nach demselben Reaktionsschema ausführen wir
• habit	→ hábito	↔ Kutte — (umgangssprachlich) von Mönchen getragenes, langes und weites Gewand, eigentlich: Habit
• habit	→ costumbre	↔ Angewohnheit — Handlung, die zur Routine wurde und immer wieder, oft unbewusst, wiederholt wird
• habit	→ costumbre	↔ gewoonte — vaste wijze om dingen te doen
• habit	→ costumbre; uso; hábito	↔ coutume — À trier
• habit	→ costumbre; hábito	↔ habitude — disposition acquérir par des actes réitérer.
• habit	→ manía	↔ manie — médecine\|fr folie qui n’est pas complet comme la démence et qui se manifeste par des accès intermittents.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van habits

Remove Ads

Vertaal habits van Engels naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor habits (Engels) in het Spaans

habits:

habits [the ~] zelfstandig naamwoord

the habits (customs; traditions; normal practice; standard practice)

the habits (traditions; customs)

Vertaal Matrix voor habits:

Verwante woorden van "habits":

habits vorm van habit:

habit [the ~] zelfstandig naamwoord

the habit (custom)

the habit

the habit (singularity; peculiarity; oddity; oddness; heterogeneity; strangeness)

the habit (vestment; robe; sacerdotal vestment)

Vertaal Matrix voor habit:

Verwante woorden van "habit":

Synoniemen voor "habit":

Verwante definities voor "habit":

Wiktionary: habit

Verwante vertalingen van habits