Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
-
faint:
- desmayarse; perder el conocimiento; desvanecerse
- vago; borroso; insulso; descolorido; indefinido; confuso; desabrido; enfermizo; débil; indeciso; amortiguado; soso; flojo; agotado; blanco; lejano; pálido; gris; tenue; pardo; canoso; gastado; lívido; caduco; difuso; desgastado; mustio; lánguido; desteñido; deslucido; plomizo; incoloro; manoseado; desmudado; sin color; sin sal; cansado; algo mareado; poco resistente; blando; en baja forma; escaso; lacio; frágil; fláccido; achacoso; sin fuerza; apagado; tapado; escalofriante; vagamente; indeterminado; irresoluto
- desmayo; desvanecimiento
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor faint (Engels) in het Spaans
faint:
-
to faint (conk out; have a fainting fit; swoon)
desmayarse; perder el conocimiento; desvanecerse-
desmayarse werkwoord
-
perder el conocimiento werkwoord
-
desvanecerse werkwoord
-
-
to faint (swoon)
Conjugations for faint:
present
- faint
- faint
- faints
- faint
- faint
- faint
simple past
- fainted
- fainted
- fainted
- fainted
- fainted
- fainted
present perfect
- have fainted
- have fainted
- has fainted
- have fainted
- have fainted
- have fainted
past continuous
- was fainting
- were fainting
- was fainting
- were fainting
- were fainting
- were fainting
future
- shall faint
- will faint
- will faint
- shall faint
- will faint
- will faint
continuous present
- am fainting
- are fainting
- is fainting
- are fainting
- are fainting
- are fainting
subjunctive
- be fainted
- be fainted
- be fainted
- be fainted
- be fainted
- be fainted
diverse
- faint!
- let's faint!
- fainted
- fainting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
faint (misty; vague; unclear; undefinable; blurred; hazy; dim)
vago; borroso; insulso; descolorido; indefinido; confuso-
vago bijvoeglijk naamwoord
-
borroso bijvoeglijk naamwoord
-
insulso bijvoeglijk naamwoord
-
descolorido bijvoeglijk naamwoord
-
indefinido bijvoeglijk naamwoord
-
confuso bijvoeglijk naamwoord
-
-
faint
-
faint (vague)
indefinido; vago; confuso; indeciso; amortiguado-
indefinido bijvoeglijk naamwoord
-
vago bijvoeglijk naamwoord
-
confuso bijvoeglijk naamwoord
-
indeciso bijvoeglijk naamwoord
-
amortiguado bijvoeglijk naamwoord
-
-
faint (faded; pale; sallow; bland; washed out; dim; lurid)
soso; flojo; vago; agotado; débil; blanco; lejano; pálido; gris; tenue; pardo; canoso; gastado; lívido; caduco; difuso; desgastado; mustio; enfermizo; lánguido; desteñido; deslucido; plomizo; incoloro; descolorido; manoseado; desmudado; sin color-
soso bijvoeglijk naamwoord
-
flojo bijvoeglijk naamwoord
-
vago bijvoeglijk naamwoord
-
agotado bijvoeglijk naamwoord
-
débil bijvoeglijk naamwoord
-
blanco bijvoeglijk naamwoord
-
lejano bijvoeglijk naamwoord
-
pálido bijvoeglijk naamwoord
-
gris bijvoeglijk naamwoord
-
tenue bijvoeglijk naamwoord
-
pardo bijvoeglijk naamwoord
-
canoso bijvoeglijk naamwoord
-
gastado bijvoeglijk naamwoord
-
lívido bijvoeglijk naamwoord
-
caduco bijvoeglijk naamwoord
-
difuso bijvoeglijk naamwoord
-
desgastado bijvoeglijk naamwoord
-
mustio bijvoeglijk naamwoord
-
enfermizo bijvoeglijk naamwoord
-
lánguido bijvoeglijk naamwoord
-
desteñido bijvoeglijk naamwoord
-
deslucido bijvoeglijk naamwoord
-
plomizo bijvoeglijk naamwoord
-
incoloro bijvoeglijk naamwoord
-
descolorido bijvoeglijk naamwoord
-
manoseado bijvoeglijk naamwoord
-
desmudado bijvoeglijk naamwoord
-
sin color bijvoeglijk naamwoord
-
-
faint (saltless; cowardly; bland; craven; abject; dim; cringing)
-
faint (weak; feeble; frail; pale; sick; wan)
cansado; algo mareado; poco resistente; flojo; blando; enfermizo; en baja forma; pálido; escaso; lacio; frágil; fláccido; achacoso; sin fuerza-
cansado bijvoeglijk naamwoord
-
algo mareado bijvoeglijk naamwoord
-
poco resistente bijvoeglijk naamwoord
-
flojo bijvoeglijk naamwoord
-
blando bijvoeglijk naamwoord
-
enfermizo bijvoeglijk naamwoord
-
en baja forma bijvoeglijk naamwoord
-
pálido bijvoeglijk naamwoord
-
escaso bijvoeglijk naamwoord
-
lacio bijvoeglijk naamwoord
-
frágil bijvoeglijk naamwoord
-
fláccido bijvoeglijk naamwoord
-
achacoso bijvoeglijk naamwoord
-
sin fuerza bijvoeglijk naamwoord
-
-
faint (subdued; muffled; hushed; in an undertone)
apagado; tapado; amortiguado-
apagado bijvoeglijk naamwoord
-
tapado bijvoeglijk naamwoord
-
amortiguado bijvoeglijk naamwoord
-
-
faint (dim; shadowy)
vago; borroso; escalofriante; vagamente-
vago bijvoeglijk naamwoord
-
borroso bijvoeglijk naamwoord
-
escalofriante bijvoeglijk naamwoord
-
vagamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
faint (weak; slackly; abstemious; feeble; frail; poor; bad)
débil; flojo; en baja forma-
débil bijvoeglijk naamwoord
-
flojo bijvoeglijk naamwoord
-
en baja forma bijvoeglijk naamwoord
-
-
faint (subdued)
indeterminado; amortiguado; irresoluto-
indeterminado bijvoeglijk naamwoord
-
amortiguado bijvoeglijk naamwoord
-
irresoluto bijvoeglijk naamwoord
-
-
the faint (swoon; fainting-fit)
Vertaal Matrix voor faint:
Verwante woorden van "faint":
Synoniemen voor "faint":
Verwante definities voor "faint":
Wiktionary: faint
faint
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• faint | → desmayarse | ↔ flauwvallen — door hitte of gebrek aan frisse licht het bewustzijn verliezen |
• faint | → desmayarse | ↔ bezwijmen — het bewustzijn verliezen |
• faint | → vértigo | ↔ défaillance — perte momentanée des forces physiques accompagner souvent d’une perte de connaissance. |
• faint | → débil; flojo | ↔ faible — personne qui manquer de puissance, de ressources. |
• faint | → desmayarse | ↔ s’évanouir — Perdre connaissance |
Computer vertaling door derden: