Engels
Uitgebreide vertaling voor condense (Engels) in het Spaans
condense:
-
to condense (recapitulate; shorten)
resumir; recapitular; sintetizar; abreviar; compendiar-
resumir werkwoord
-
recapitular werkwoord
-
sintetizar werkwoord
-
abreviar werkwoord
-
compendiar werkwoord
-
-
to condense
-
to condense
condensar; evaporarse; espesar; evaporar; volatilizarse-
condensar werkwoord
-
evaporarse werkwoord
-
espesar werkwoord
-
evaporar werkwoord
-
volatilizarse werkwoord
-
-
to condense (concentrate; thicken)
-
to condense (boil down; thicken; concentrate; reduce)
-
to condense (boil down; thicken; concentrate)
Conjugations for condense:
present
- condense
- condense
- condenses
- condense
- condense
- condense
simple past
- condensed
- condensed
- condensed
- condensed
- condensed
- condensed
present perfect
- have condensed
- have condensed
- has condensed
- have condensed
- have condensed
- have condensed
past continuous
- was condensing
- were condensing
- was condensing
- were condensing
- were condensing
- were condensing
future
- shall condense
- will condense
- will condense
- shall condense
- will condense
- will condense
continuous present
- am condensing
- are condensing
- is condensing
- are condensing
- are condensing
- are condensing
subjunctive
- be condensed
- be condensed
- be condensed
- be condensed
- be condensed
- be condensed
diverse
- condense!
- let's condense!
- condensed
- condensing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor condense:
Verwante woorden van "condense":
Synoniemen voor "condense":
Verwante definities voor "condense":
Wiktionary: condense
condense
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• condense | → condensar | ↔ condenseren — overgaan van gasvormige naar vloeibare toestand |
• condense | → compactar | ↔ compacteren — het volume van iets kleiner maken |
• condense | → condensar | ↔ kondensieren — (intransitiv) Hilfsverb haben oder sein, Physik: vom Aggregatzustand gasförmig nach flüssig übergehen |
• condense | → apretar | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |