Cane in het Spaans vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

cane:
- caña; caña ribereña; carrizo; rota; cañota; tallo de carrizo; roten; lingote
- de paja; de junco
Wiktionary:
- cane → bastón blanco, bastón, caña
- cane → bastón, palo, caña, cañaveral, cárice, vara, barra, caña de pescar, cachava

Engels

Uitgebreide vertaling voor cane (Engels) in het Spaans

the cane
la caña; la caña ribereña; el carrizo; la rota; la cañota; el tallo de carrizo; el roten
- caña [la ~] zelfstandig naamwoord
- caña ribereña [la ~] zelfstandig naamwoord
- carrizo [el ~] zelfstandig naamwoord
- rota [la ~] zelfstandig naamwoord
- cañota [la ~] zelfstandig naamwoord
- tallo de carrizo [el ~] zelfstandig naamwoord
- roten [el ~] zelfstandig naamwoord
the cane
el roten
- roten [el ~] zelfstandig naamwoord
the cane (bar; truncheon; stave; stick; rod; baton; club)
el lingote
- lingote [el ~] zelfstandig naamwoord

cane (reed; wicker; rush)
de paja; de junco
- de paja bijvoeglijk naamwoord
- de junco bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
carrizo	cane	cyperacea
caña	cane	ale; angling rod; beer; brew; fishing rod; lager; walking-cane; walking-stick
caña ribereña	cane
cañota	cane
lingote	bar; baton; cane; club; rod; stave; stick; truncheon	ingot
rota	cane
roten	cane
tallo de carrizo	cane
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	flog; lambast; lambaste
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	cane to strike with
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
de junco	cane; reed; rush; wicker
de paja	cane; reed; rush; wicker

a stiff switch used to hit students as punishment¹
a stick that people can lean on to help them walk¹
a strong slender often flexible stem as of bamboos, reeds, rattans, or sugar cane¹
beat with a cane¹

cane

noun

long collapsible rod used by vision impaired people
- cane → bastón blanco; bastón
slender flexible stem of plants such as bamboo
- cane → caña
plant itself
- cane → caña

Cross Translation:

From	To	Via
• cane	→ bastón; palo	↔ stok — langwerpig voorwerp om te stoten, slaan, aanraken, aangeven (van toon), steken, te likken of te prikken
• cane	→ caña; cañaveral; cárice	↔ Ried — Botanik, Pflanzensoziologie: Vegetationsbestand, der vorherrschend aus Sauergrasgewächsen (Cyperaceae) und Binsengewächsen (Juncaceae), vornehmlich Binsen (Juncus) und Seggen (Carex), besteht
• cane	→ caña; cañaveral; cárice	↔ Ried — Botanik, süddeutsch: im Flachwasser- und Uferrandbereich von Gewässern, Dickicht aus großwüchsigen, schilfartigen Pflanzen wie Schilfrohr (Phragmites australis, Phragmites communis), Rohrkolben (Typha spec.), Igelkolben (Sparganium spec.), Rohr-Glanzgras (Phalaris arund
• cane	→ caña; cañaveral; cárice	↔ Ried — Botanik, niederdeutsch: Schilf
• cane	→ palo; vara; barra; bastón	↔ bâton — Morceau de bois assez long
• cane	→ caña; caña de pescar; bastón; cachava	↔ canne — Nom générique donner à plusieurs espèces de roseaux, tels que le roseau commun, la canne d’Inde, la canne odorante, le bambou, etc.
• cane	→ caña	↔ roseau — (botanique) courant\|fr Nom courant du phragmite (w\|Phragmites australis).