Buzz in het Spaans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

buzz:
- zumbar; alborotar
- murmullo; zumbido; estrépito; gruñido; cuchicheo; ruido
Wiktionary:
- buzz → zurriar
- buzz → suspiro, zumbido, zurrido
- buzz → zumbar, dar un toque, zumbido, ronronear, canturrear, tintinar, tintinear

Engels

Uitgebreide vertaling voor buzz (Engels) in het Spaans

buzz:

to buzz werkwoord (buzzs, buzzed, buzzing)

to buzz (hum)
zumbar
- zumbar werkwoord
to buzz (bustle)
alborotar
- alborotar werkwoord

Conjugations for buzz:

present

buzz
buzz
buzzs
buzz
buzz
buzz

simple past

buzzed
buzzed
buzzed
buzzed
buzzed
buzzed

present perfect

have buzzed
have buzzed
has buzzed
have buzzed
have buzzed
have buzzed

past continuous

was buzzing
were buzzing
was buzzing
were buzzing
were buzzing
were buzzing

future

shall buzz
will buzz
will buzz
shall buzz
will buzz
will buzz

continuous present

am buzzing
are buzzing
is buzzing
are buzzing
are buzzing
are buzzing

subjunctive

be buzzed
be buzzed
be buzzed
be buzzed
be buzzed
be buzzed

diverse

buzz!
let's buzz!
buzzed
buzzing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

buzz [the ~] zelfstandig naamwoord

the buzz (bustle; muttering; murmuring; babbling; hum; din)
el murmullo; el zumbido; el estrépito; el gruñido; el cuchicheo
- murmullo [el ~] zelfstandig naamwoord
- zumbido [el ~] zelfstandig naamwoord
- estrépito [el ~] zelfstandig naamwoord
- gruñido [el ~] zelfstandig naamwoord
- cuchicheo [el ~] zelfstandig naamwoord
the buzz (hum; whirr; zooming)
el ruido; el zumbido
- ruido [el ~] zelfstandig naamwoord
- zumbido [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor buzz:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cuchicheo	babbling; bustle; buzz; din; hum; murmuring; muttering	babbling; murmuring; muttering
estrépito	babbling; bustle; buzz; din; hum; murmuring; muttering	din; hubbub; hum; movement; noise; roar; rumor; rumour; uproar
gruñido	babbling; bustle; buzz; din; hum; murmuring; muttering	grouching; grousing; growl; growling; grumbling; grunt; mumbling; rumbling; simmering in cooking; snarl; snarling
murmullo	babbling; bustle; buzz; din; hum; murmuring; muttering	babbling; buzzing; clucking; goggle; goggling; gurgling; humming; murmuring; muttering; rustle; rustling; sloshing; splashing; tingling; twinkle; whisper; whispering
ruido	buzz; hum; whirr; zooming	clamor; clamour; din; hubbub; hullabaloo; hum; intonation; movement; noise; note; pitch; racket; roar; rumor; rumour; sound; timber; timbre; tone; tumult; tumultuousness; uproar
zumbar		bees' humming; buzzing; humming
zumbido	babbling; bustle; buzz; din; hum; murmuring; muttering; whirr; zooming	buzzing; din; hubbub; hum; humming; movement; noise; nudge; roar; rumor; rumour; whirring
-	bombilation; bombination
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
alborotar	bustle; buzz
zumbar	buzz; hum	drone; grouse; grumble; murmur; nozzle; rustle; sough; spout; stew; whimper; whine; zoom
-	bombilate; bombinate; hum; seethe

Verwante woorden van "buzz":

buzzing, buzzes

Synoniemen voor "buzz":

bombilation; bombination; sound
activity
bombinate; bombilate; sound; go
fly; wing
hum; seethe; be
summon

Verwante definities voor "buzz":

a confusion of activity and gossip¹
- the buzz of excitement was so great that a formal denial was issued¹
sound of rapid vibration¹
- the buzz of a bumble bee¹
call with a buzzer¹
- he buzzed the servant¹
fly low¹
- Planes buzzed the crowds in the square¹
make a buzzing sound¹
- bees were buzzing around the hive¹
be noisy with activity¹
- This office is buzzing with activity¹

Wiktionary: buzz

buzz

verb

to make a low, humming or sibilant sound
- buzz → zurriar

noun

information spread behind the scenes
- buzz → suspiro
humming noise
- buzz → zumbido; zurrido

Cross Translation:

From	To	Via
• buzz	→ zumbar	↔ zoemen — een vrij zacht continu geluid voortbrengen dat op de z-klank lijkt
• buzz	→ dar un toque	↔ biper — Appeler quelqu’un sur un messager électronique.
• buzz	→ zumbido	↔ bourdonnement — zoologie\|fr son d’une vibration rapide émettre par certains types d’insectes comme l’abeille et quelques petits oiseaux quand ils voler.
• buzz	→ ronronear; zumbar; canturrear	↔ ronronner — faire entendre les ronrons, émettre un ronflement sourd et continu, en parlant d'un chat ou d'un félin, qui exprime en général son contentement.
• buzz	→ tintinar; tintinear	↔ tinter — faire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.

Verwante vertalingen van buzz

Remove Ads

Vertaal buzz van Engels naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor buzz (Engels) in het Spaans

buzz:

to buzz werkwoord (buzzs, buzzed, buzzing)

to buzz (hum)

to buzz (bustle)

Conjugations for buzz:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

buzz [the ~] zelfstandig naamwoord

the buzz (bustle; muttering; murmuring; babbling; hum; din)

the buzz (hum; whirr; zooming)

Vertaal Matrix voor buzz:

Verwante woorden van "buzz":

Synoniemen voor "buzz":

Verwante definities voor "buzz":

Wiktionary: buzz

Verwante vertalingen van buzz