Attire in het Spaans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

attire:
- equipo; utillaje; amoblamiento; vestidos; adorno; vestimenta; ropa; vestiduras; ropaje; trajes; vestidura; atavío; aliño; vestido; atuendo; disfraz; traje; traje regional; vestuario; traje tradicional; librea
Wiktionary:
- attire → ataviar
- attire → atuendo, atavío
- attire → vestir, vestirse, ponerse, revestir, enfundar, poner, sobreponer, revocar, aseo, ropaje

Engels

Uitgebreide vertaling voor attire (Engels) in het Spaans

attire:

attire [the ~] zelfstandig naamwoord

the attire (equipment; outfit; gear; kit)
el equipo; el utillaje; el amoblamiento; el vestidos; el adorno; la vestimenta; la ropa
- equipo [el ~] zelfstandig naamwoord
- utillaje [el ~] zelfstandig naamwoord
- amoblamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- vestidos [el ~] zelfstandig naamwoord
- adorno [el ~] zelfstandig naamwoord
- vestimenta [la ~] zelfstandig naamwoord
- ropa [la ~] zelfstandig naamwoord
the attire (clothing; clothes; outfit; garments; costume; gear; togs; garb)
el vestidos; la ropa; la vestimenta; la vestiduras; el ropaje; el trajes
- vestidos [el ~] zelfstandig naamwoord
- ropa [la ~] zelfstandig naamwoord
- vestimenta [la ~] zelfstandig naamwoord
- vestiduras [la ~] zelfstandig naamwoord
- ropaje [el ~] zelfstandig naamwoord
- trajes [el ~] zelfstandig naamwoord
the attire (garments; clothes; dress; outfit; clothing; garb; livery)
el ropaje; la vestidura
- ropaje [el ~] zelfstandig naamwoord
- vestidura [la ~] zelfstandig naamwoord
the attire (decoration; finery; trappings)
el atavío; el adorno; el aliño
- atavío [el ~] zelfstandig naamwoord
- adorno [el ~] zelfstandig naamwoord
- aliño [el ~] zelfstandig naamwoord
the attire (costume; dress; wear)
el vestido; el atuendo; el disfraz; el traje; el traje regional; el adorno; el vestuario; la vestimenta; la vestidura; el ropaje
- vestido [el ~] zelfstandig naamwoord
- atuendo [el ~] zelfstandig naamwoord
- disfraz [el ~] zelfstandig naamwoord
- traje [el ~] zelfstandig naamwoord
- traje regional [el ~] zelfstandig naamwoord
- adorno [el ~] zelfstandig naamwoord
- vestuario [el ~] zelfstandig naamwoord
- vestimenta [la ~] zelfstandig naamwoord
- vestidura [la ~] zelfstandig naamwoord
- ropaje [el ~] zelfstandig naamwoord
the attire (clothes; garb)
el traje tradicional
- traje tradicional [el ~] zelfstandig naamwoord
the attire (livery; dress; outfit)
la librea
- librea [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor attire:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
adorno	attire; costume; decoration; dress; equipment; finery; gear; kit; outfit; trappings; wear	adornment; beautification; buttonhole; corsage; decor; decorating; decoration; drapery; décor; garnishing; glory; mercury; ornament; quicksilver; splendor; splendour; stage decoration; stage setting
aliño	attire; decoration; finery; trappings
amoblamiento	attire; equipment; gear; kit; outfit	funny farm; furnishing; furniture; home; home furnishings; loony bin; madhouse; mental home; mental hospital; mental institution; nut-house
atavío	attire; decoration; finery; trappings
atuendo	attire; costume; dress; wear
disfraz	attire; costume; dress; wear	change of clothes; disguise
equipo	attire; equipment; gear; kit; outfit	PC; computer system; device; engine; equipment; football team; gang; group; kit; machine; machinery; outfit; panel; party; personal computer; soccer team; team
librea	attire; dress; livery; outfit
ropa	attire; clothes; clothing; costume; equipment; garb; garments; gear; kit; outfit; togs	apparel; cloakroom; clothes; dress; folkloric costume; regional attire; regional costume; regional dress; things; wardrobe; washing; wearing apparel
ropaje	attire; clothes; clothing; costume; dress; garb; garments; gear; livery; outfit; togs; wear	folkloric costume; regional attire; regional costume; regional dress
traje	attire; costume; dress; wear	backpack; costume; dress; folkloric costume; gown; hotchpotch; jumble; knapsack; medley; mishmash; regional attire; regional costume; regional dress; rucksack; suit; tailor-made suit; two-piece suit
traje regional	attire; costume; dress; wear	folkloric costume; regional attire; regional costume; regional dress
traje tradicional	attire; clothes; garb
trajes	attire; clothes; clothing; costume; garb; garments; gear; outfit; togs	lounge suits
utillaje	attire; equipment; gear; kit; outfit
vestido	attire; costume; dress; wear	carpet; cloth; clothing; dress; folkloric costume; garb; garments; gown; regional attire; regional costume; regional dress; robe; rug
vestidos	attire; clothes; clothing; costume; equipment; garb; garments; gear; kit; outfit; togs	folkloric costume; laces; regional attire; regional costume; regional dress; ropes
vestidura	attire; clothes; clothing; costume; dress; garb; garments; livery; outfit; wear	dress; garb; garments; gown; robe
vestiduras	attire; clothes; clothing; costume; garb; garments; gear; outfit; togs
vestimenta	attire; clothes; clothing; costume; dress; equipment; garb; garments; gear; kit; outfit; togs; wear
vestuario	attire; costume; dress; wear	cloakroom; wardrobe
-	dress; garb
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	dress; togs
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vestido		dressed

Verwante woorden van "attire":

attires

Synoniemen voor "attire":

garb; dress; clothing; article of clothing; vesture; wear; wearable; habiliment
dress up; fig out; fig up; deck up; gussy up; fancy up; trick up; deck out; trick out; prink; get up; rig out; tog up; tog out; overdress; dress; get dressed

Antoniemen van "attire":

dress down

Verwante definities voor "attire":

clothing of a distinctive style or for a particular occasion¹
- formal attire¹

Wiktionary: attire

attire

verb

to dress or garb
- attire → ataviar

noun

one's dress or clothes
- attire → atuendo; atavío

Cross Translation:

From	To	Via
• attire	→ vestir; vestirse; ponerse	↔ anziehen — ein bestimmtes Kleidungsstück anlegen
• attire	→ vestir; vestirse	↔ habiller — Mettre des habits à quelqu’un…
• attire	→ revestir; enfundar; poner; sobreponer; revocar	↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
• attire	→ aseo; ropaje	↔ toilette — Ensemble de vêtements et accessoires d’une femme.
• attire	→ vestir	↔ vêtir — habiller, couvrir d’un vêtement.

Verwante vertalingen van attire

Remove Ads

Vertaal attire van Engels naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor attire (Engels) in het Spaans

attire:

attire [the ~] zelfstandig naamwoord

the attire (equipment; outfit; gear; kit)

the attire (clothing; clothes; outfit; garments; costume; gear; togs; garb)

the attire (garments; clothes; dress; outfit; clothing; garb; livery)

the attire (decoration; finery; trappings)

the attire (costume; dress; wear)

the attire (clothes; garb)

the attire (livery; dress; outfit)

Vertaal Matrix voor attire:

Verwante woorden van "attire":

Synoniemen voor "attire":

Antoniemen van "attire":

Verwante definities voor "attire":

Wiktionary: attire

Verwante vertalingen van attire