Assertive in het Spaans vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

assertive:
- asertivo; autoconsciente; consciente de sí mismo; seguro de sí mismo
assert:
- aserción; aserto; afirmacion; alegación
- manifestarse; hacer una manifestación; argumentar
Wiktionary:
- assertive → enérgico, firme, categórico
- assertive → asertivo
- assert → sostener, reafirmar, encender, habilitar, confirmar, ejercer, asegurar, afirmar
- assert → aserción
- assert → defender, propugnar, sostener, afirmar, confirmar, aducir, aseverar, imponer

Engels

Uitgebreide vertaling voor assertive (Engels) in het Spaans

assertive:

assertive bijvoeglijk naamwoord

assertive
asertivo; autoconsciente; consciente de sí mismo; seguro de sí mismo
- asertivo bijvoeglijk naamwoord
- autoconsciente bijvoeglijk naamwoord
- consciente de sí mismo bijvoeglijk naamwoord
- seguro de sí mismo bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor assertive:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	self-asserting; self-assertive
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
asertivo	assertive
autoconsciente	assertive
consciente de sí mismo	assertive
seguro de sí mismo	assertive	self-confident

Verwante woorden van "assertive":

assertiveness, assertively, assert

Synoniemen voor "assertive":

cocky; emphatic; forceful; aggressive; imperative
self-asserting; self-assertive; aggressive

Antoniemen van "assertive":

unassertive

Verwante definities voor "assertive":

aggressively self-assured¹
- an energetic assertive boy who was always ready to argue¹
- pointing directly at a listener is an assertive act¹

Wiktionary: assertive

assertive

adjective

boldly self-assured
- assertive → enérgico; firme; categórico

Cross Translation:

From	To	Via
• assertive	→ asertivo	↔ assertif — (grammaire, fr) Qui a le caractère de l'assertion.

assert:

assert [the ~] zelfstandig naamwoord

the assert (assertion; claim; statement)
la aserción; el aserto; la afirmacion; la alegación
- aserción [la ~] zelfstandig naamwoord
- aserto [el ~] zelfstandig naamwoord
- afirmacion [la ~] zelfstandig naamwoord
- alegación [la ~] zelfstandig naamwoord

to assert werkwoord (asserts, asserted, asserting)

to assert (contend; demonstrate)
manifestarse; hacer una manifestación; argumentar
- manifestarse werkwoord
- hacer una manifestación werkwoord
- argumentar werkwoord

Conjugations for assert:

present

assert
assert
asserts
assert
assert
assert

simple past

asserted
asserted
asserted
asserted
asserted
asserted

present perfect

have asserted
have asserted
has asserted
have asserted
have asserted
have asserted

past continuous

was asserting
were asserting
was asserting
were asserting
were asserting
were asserting

future

shall assert
will assert
will assert
shall assert
will assert
will assert

continuous present

am asserting
are asserting
is asserting
are asserting
are asserting
are asserting

subjunctive

be asserted
be asserted
be asserted
be asserted
be asserted
be asserted

diverse

assert!
let's assert!
asserted
asserting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor assert:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afirmacion	assert; assertion; claim; statement
alegación	assert; assertion; claim; statement
aserción	assert; assertion; claim; statement	assertion; statement
aserto	assert; assertion; claim; statement	assertion; statement
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
argumentar	assert; contend; demonstrate	argue; deny; dispute; object; protest; reason; rebut; refute; remonstrate
hacer una manifestación	assert; contend; demonstrate
manifestarse	assert; contend; demonstrate	admit; demonstrate; disclose; display; exhibit; express; reveal; show
-	affirm; asseverate; aver; avow; insist; maintain; put forward; swan; swear; verify

Verwante woorden van "assert":

reassert, asserting, assertive, asserts

Synoniemen voor "assert":

asseverate; maintain; insist; take a firm stand
affirm; verify; avow; aver; swan; swear; declare
put forward; behave; acquit; bear; deport; conduct; comport; carry
insist; postulate; posit

Verwante definities voor "assert":

assert to be true¹
- The letter asserts a free society¹
to declare or affirm solemnly and formally as true¹
state categorically¹
insist on having one's opinions and rights recognized¹
- Women should assert themselves more!¹

Wiktionary: assert

assert

verb

To maintain or defend, as a cause or a claim, by words or measures
- assert → sostener; reafirmar
to make true or equal to 1
- assert → encender; habilitar
To maintain; to defend
- assert → reafirmar; sostener
to use or exercise and thereby prove
- assert → confirmar; ejercer
To affirm
- assert → asegurar; afirmar

noun

an assert statement
- assert → aserción

Cross Translation:

From	To	Via
• assert	→ defender; propugnar; sostener	↔ verfechten — Auffassung, Meinung, Standpunkt und Anderes vehement vertreten; für etwas energisch eintreten
• assert	→ afirmar; confirmar; aducir; aseverar	↔ affirmer — assurer, soutenir qu’une chose est vraie.
• assert	→ imponer	↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal assertive van Engels naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor assertive (Engels) in het Spaans

assertive:

assertive bijvoeglijk naamwoord

assertive

Vertaal Matrix voor assertive:

Verwante woorden van "assertive":

Synoniemen voor "assertive":

Antoniemen van "assertive":

Verwante definities voor "assertive":

Wiktionary: assertive

assert:

assert [the ~] zelfstandig naamwoord

the assert (assertion; claim; statement)

to assert werkwoord (asserts, asserted, asserting)

to assert (contend; demonstrate)

Conjugations for assert:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor assert:

Verwante woorden van "assert":

Synoniemen voor "assert":

Verwante definities voor "assert":

Wiktionary: assert