Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
- sharpen:
-
sharp:
- astuto; puntiagudo; listo; inteligente; pronto a la réplica; avispado; vivo; oportuno; aprovechado; ladino; zorro; ingenioso; despierto; afilado; agudo; diestro; vivaracho; cortante; de canto afilado; fijo; liso; envarado; hosco; picudo; torpe; ceñido; chillón; áspero; rígido; severo; penoso; apretado; austero; tieso; picante; tenaz; nítido; tajante; adusto; hiriente; espabilado; estirado; mordaz; arisco; acre; vehemente; acerado; parsimonioso; perspicaz; punzante; penetrante; hirsuto; encarnizado; cáustico; anquilosado; muy afilado; aguijoneador; afrentoso; exquisito; bajo; desagradable; malo; antipático; sinvergüenza; secreto; ducho; redomado; guarro; a escondidas; grosero; canalla; sofisticado; falso; disimulado; secretamente; hábil; desafinado; indecente; taimado; pérfido; cazurro; traicionero; tallado; reticente; despreciable; obsceno; andrajoso; harapiento; solapado; socarrón; a hurtadillas; terriblemente; subrepticio; falsamente; falsificado; en secreto; desacorde; en falso; especializado en; concentrado en; mentalmente vivo; destacado; buen mozo; brillante; juicioso; de buen ver; en punto; fino; agrio; enfilado; enfadado; furioso; amargado; enojado; enfurecido; muy enfadado; muy vivo
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor sharpen (Engels) in het Spaans
sharpen:
-
to sharpen (accentuate)
-
to sharpen
-
to sharpen
-
to sharpen
sacar punta a-
sacar punta a werkwoord
-
-
to sharpen (tighten)
-
to sharpen (whet; grind; strop)
-
to sharpen
– To enhance the edges of subjects in an image. 1dar nitidez-
dar nitidez werkwoord
-
Conjugations for sharpen:
present
- sharpen
- sharpen
- sharpens
- sharpen
- sharpen
- sharpen
simple past
- sharpened
- sharpened
- sharpened
- sharpened
- sharpened
- sharpened
present perfect
- have sharpened
- have sharpened
- has sharpened
- have sharpened
- have sharpened
- have sharpened
past continuous
- was sharpening
- were sharpening
- was sharpening
- were sharpening
- were sharpening
- were sharpening
future
- shall sharpen
- will sharpen
- will sharpen
- shall sharpen
- will sharpen
- will sharpen
continuous present
- am sharpening
- are sharpening
- is sharpening
- are sharpening
- are sharpening
- are sharpening
subjunctive
- be sharpened
- be sharpened
- be sharpened
- be sharpened
- be sharpened
- be sharpened
diverse
- sharpen!
- let's sharpen!
- sharpened
- sharpening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor sharpen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afilar | grinding; polishing | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afilar | grind; sharpen; strop; whet | connect; encourage; grind; grind off; light; motivate; point; put on; start; stimulate; switch on; turn on |
agudizar | accentuate; sharpen; tighten | |
agudizarse | sharpen; tighten | aggravate |
dar nitidez | sharpen | |
pulir | sharpen | break; brush up; buff; cadge; doll up; dress up; egalize; even; grind away; mooch; obtain by begging; polish; polish off; rub smooth; shine up; smooth; smudge; spruce up; strike; trick up |
sacar punta a | sharpen | |
sacarle punta a | sharpen | |
- | focalise; focalize; focus; heighten; point; taper | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | sharpen one's pencil | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | point |
Verwante woorden van "sharpen":
Synoniemen voor "sharpen":
Antoniemen van "sharpen":
Verwante definities voor "sharpen":
Wiktionary: sharpen
sharpen
Cross Translation:
verb
-
to make sharp
- sharpen → afilar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sharpen | → aguzar; agudizar; afilar | ↔ aanscherpen — scherper maken |
• sharpen | → afilar | ↔ affiler — aiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil. |
• sharpen | → afilar; agudizar | ↔ aiguiser — rendre aigu. |
sharpen vorm van sharp:
-
sharp (pointed)
astuto; puntiagudo; listo-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
puntiagudo bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (pointed)
puntiagudo-
puntiagudo bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (smart; perky; astute; clever; resourceful; wily; bright)
inteligente; pronto a la réplica; listo; avispado; vivo; oportuno; aprovechado; ladino; zorro; ingenioso; despierto; afilado; agudo; astuto; diestro; vivaracho-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
pronto a la réplica bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
avispado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
oportuno bijvoeglijk naamwoord
-
aprovechado bijvoeglijk naamwoord
-
ladino bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
diestro bijvoeglijk naamwoord
-
vivaracho bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (sharp-edged)
cortante; afilado; de canto afilado-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
de canto afilado bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (razor-sharp)
fijo; liso; envarado; hosco; picudo; torpe; afilado; cortante; ceñido; chillón; agudo; áspero; rígido; severo; penoso; apretado; austero; tieso; picante; tenaz; nítido; tajante; adusto; hiriente; espabilado; estirado; mordaz; arisco; acre; vehemente; puntiagudo; acerado; parsimonioso; perspicaz; punzante; penetrante; hirsuto; encarnizado; cáustico; anquilosado; muy afilado; aguijoneador; afrentoso-
fijo bijvoeglijk naamwoord
-
liso bijvoeglijk naamwoord
-
envarado bijvoeglijk naamwoord
-
hosco bijvoeglijk naamwoord
-
picudo bijvoeglijk naamwoord
-
torpe bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
ceñido bijvoeglijk naamwoord
-
chillón bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
áspero bijvoeglijk naamwoord
-
rígido bijvoeglijk naamwoord
-
severo bijvoeglijk naamwoord
-
penoso bijvoeglijk naamwoord
-
apretado bijvoeglijk naamwoord
-
austero bijvoeglijk naamwoord
-
tieso bijvoeglijk naamwoord
-
picante bijvoeglijk naamwoord
-
tenaz bijvoeglijk naamwoord
-
nítido bijvoeglijk naamwoord
-
tajante bijvoeglijk naamwoord
-
adusto bijvoeglijk naamwoord
-
hiriente bijvoeglijk naamwoord
-
espabilado bijvoeglijk naamwoord
-
estirado bijvoeglijk naamwoord
-
mordaz bijvoeglijk naamwoord
-
arisco bijvoeglijk naamwoord
-
acre bijvoeglijk naamwoord
-
vehemente bijvoeglijk naamwoord
-
puntiagudo bijvoeglijk naamwoord
-
acerado bijvoeglijk naamwoord
-
parsimonioso bijvoeglijk naamwoord
-
perspicaz bijvoeglijk naamwoord
-
punzante bijvoeglijk naamwoord
-
penetrante bijvoeglijk naamwoord
-
hirsuto bijvoeglijk naamwoord
-
encarnizado bijvoeglijk naamwoord
-
cáustico bijvoeglijk naamwoord
-
anquilosado bijvoeglijk naamwoord
-
muy afilado bijvoeglijk naamwoord
-
aguijoneador bijvoeglijk naamwoord
-
afrentoso bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (cunning; vicious; mean; nasty; shrewd; sly; underhand; vile; slippery; false; low)
exquisito; zorro; bajo; desagradable; malo; antipático; sinvergüenza; secreto; afilado; ducho; redomado; guarro; a escondidas; listo; grosero; canalla; sofisticado; vivo; falso; disimulado; secretamente; astuto; hábil; desafinado; indecente; taimado; pérfido; cazurro; traicionero; tallado; reticente; despreciable; obsceno; andrajoso; harapiento; solapado; socarrón; a hurtadillas; terriblemente; subrepticio; falsamente; falsificado; en secreto; desacorde; en falso-
exquisito bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
bajo bijvoeglijk naamwoord
-
desagradable bijvoeglijk naamwoord
-
malo bijvoeglijk naamwoord
-
antipático bijvoeglijk naamwoord
-
sinvergüenza bijvoeglijk naamwoord
-
secreto bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
ducho bijvoeglijk naamwoord
-
redomado bijvoeglijk naamwoord
-
guarro bijvoeglijk naamwoord
-
a escondidas bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
grosero bijvoeglijk naamwoord
-
canalla bijvoeglijk naamwoord
-
sofisticado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
falso bijvoeglijk naamwoord
-
disimulado bijvoeglijk naamwoord
-
secretamente bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
hábil bijvoeglijk naamwoord
-
desafinado bijvoeglijk naamwoord
-
indecente bijvoeglijk naamwoord
-
taimado bijvoeglijk naamwoord
-
pérfido bijvoeglijk naamwoord
-
cazurro bijvoeglijk naamwoord
-
traicionero bijvoeglijk naamwoord
-
tallado bijvoeglijk naamwoord
-
reticente bijvoeglijk naamwoord
-
despreciable bijvoeglijk naamwoord
-
obsceno bijvoeglijk naamwoord
-
andrajoso bijvoeglijk naamwoord
-
harapiento bijvoeglijk naamwoord
-
solapado bijvoeglijk naamwoord
-
socarrón bijvoeglijk naamwoord
-
a hurtadillas bijvoeglijk naamwoord
-
terriblemente bijvoeglijk naamwoord
-
subrepticio bijvoeglijk naamwoord
-
falsamente bijvoeglijk naamwoord
-
falsificado bijvoeglijk naamwoord
-
en secreto bijvoeglijk naamwoord
-
desacorde bijvoeglijk naamwoord
-
en falso bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (sharp-edged; keen; pointed)
especializado en; concentrado en-
especializado en bijvoeglijk naamwoord
-
concentrado en bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (keen)
afilado; puntiagudo; vivo; perspicaz; despierto; agudo; ingenioso; mentalmente vivo-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
puntiagudo bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
perspicaz bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
mentalmente vivo bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (cutting; stinging)
-
sharp (intelligent; smart; knowledgable; bright; wise; sensible; brainy; clever; brilliant)
inteligente; destacado; agudo; listo; buen mozo; brillante; juicioso; perspicaz; de buen ver-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
destacado bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
buen mozo bijvoeglijk naamwoord
-
brillante bijvoeglijk naamwoord
-
juicioso bijvoeglijk naamwoord
-
perspicaz bijvoeglijk naamwoord
-
de buen ver bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (jagged; keen-edged)
-
sharp (furious; blazing; angry; bitter; virulent; fiery; indignant; glaring)
enfadado; furioso; amargado; enojado; enfurecido; muy enfadado-
enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
amargado bijvoeglijk naamwoord
-
enojado bijvoeglijk naamwoord
-
enfurecido bijvoeglijk naamwoord
-
muy enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (nimble; clever; smart; quick)
listo; astuto; ducho; espabilado; muy vivo-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
ducho bijvoeglijk naamwoord
-
espabilado bijvoeglijk naamwoord
-
muy vivo bijvoeglijk naamwoord
-
-
sharp (bright; smart; clever)
Vertaal Matrix voor sharp:
Verwante woorden van "sharp":
Synoniemen voor "sharp":
Antoniemen van "sharp":
Verwante definities voor "sharp":
Wiktionary: sharp
sharp
Cross Translation:
adjective
-
able to cut easily
-
intelligent
- sharp → listo
-
pointed, able to pierce easily
- sharp → filoso
-
of a note, played a semitone higher than usual
- sharp → sostenido
-
musically higher-pitched than desired
- sharp → agudo
-
having an intense, acrid flavour
- sharp → agrio
-
intense and sudden (of pain)
- sharp → agudo
-
exact, precise, accurate, keen
- sharp → certero
-
offensive, critical, or acrimonious
- sharp → agrio
-
observant, alert, acute
- sharp → agudo
-
forming a small angle
- sharp → agudo
-
exactly
- sharp → en punto
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sharp | → agudo; afilado | ↔ scherp — goed snijdend |
• sharp | → nítido | ↔ scharf — Optik: deutlich konturiert, mit klarem Umriss |
• sharp | → agudo; puntiagudo | ↔ spitz — die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf |
• sharp | → agudo; afilado | ↔ aigu — Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer. |
• sharp | → austero | ↔ austère — Qui est rigoureux pour le corps et qui mortifier les sens et l’esprit. — note Se dit surtout des doctrines et des pratiques religieux. |
• sharp | → afilado | ↔ coupant — Qui couper. |
• sharp | → incisivo | ↔ incisif — Qui couper ou qui est propre à couper. |
• sharp | → agudo; acerbo; acre | ↔ mordant — didact|fr Qui mordre. |
• sharp | → afilado; agudo | ↔ perçant — Qui percer, qui pénétrer. |
• sharp | → picante | ↔ piquant — Qui piquer. |
• sharp | → afilado; agudo; puntiagudo | ↔ pointu — Qui se termine en pointe |
• sharp | → inclemente; severo; adusto | ↔ sévère — Qui est rigide, sans indulgence. |
• sharp | → acre; agrio; amargo | ↔ âcre — Qui a quelque chose de piquant et d’irritant. |