Bus: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Spaans: Meer gegevens...

bus:
- autobús; coche de viaje; autocar; ómnibus; bus
Wiktionary:
- bus → bus, rufa, micro, ómnibus, bondi, camión, camioneta, cazadora, guagua, autobús
- bus → autobús, ómnibus, góndola, autocar

Spaans naar Engels: Meer gegevens...

bus:
- bus
Wiktionary:
- bus → bus

Engels

Uitgebreide vertaling voor bus (Engels) in het Spaans

bus:

bus [the ~] zelfstandig naamwoord

the bus (motor-bus; touringcar; coach; sightseeing coach; tour bus)
el autobús; el coche de viaje; el autocar
- autobús [el ~] zelfstandig naamwoord
- coche de viaje [el ~] zelfstandig naamwoord
- autocar [el ~] zelfstandig naamwoord
the bus (omnibus; coach)
el ómnibus; el autobús; el autocar
- ómnibus [el ~] zelfstandig naamwoord
- autobús [el ~] zelfstandig naamwoord
- autocar [el ~] zelfstandig naamwoord
the bus
el autobús
- autobús [el ~] zelfstandig naamwoord
the bus

– A communication line used for data transfer among the components of a computer system. ¹
bus
- bus

Vertaal Matrix voor bus:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
autobús	bus; coach; motor-bus; omnibus; sightseeing coach; tour bus; touringcar	coach; cross-town bus; local bus; motor-bus; touring-car
autocar	bus; coach; motor-bus; omnibus; sightseeing coach; tour bus; touringcar	coach; motor-bus; touring bus; touring cars; touring-car
coche de viaje	bus; coach; motor-bus; sightseeing coach; tour bus; touringcar	coach; motor-bus; touring-car
ómnibus	bus; coach; omnibus
-	bus topology; busbar; heap; jalopy
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bus	bus
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	omnibus

Verwante woorden van "bus":

buses, busses

Synoniemen voor "bus":

autobus; coach; charabanc; double-decker; jitney; motorbus; motorcoach; omnibus; passenger vehicle; public transport
bus topology; topology; network topology
busbar; conductor
jalopy; heap; car; auto; automobile; machine; motorcar; dysphemism
transport
ride
take away; take out

Verwante definities voor "bus":

a car that is old and unreliable²
- the fenders had fallen off that old bus²
an electrical conductor that makes a common connection between several circuits²
the topology of a network whose components are connected by a busbar²
remove used dishes from the table in restaurants²
ride in a bus²
send or move around by bus²
- The children were bussed to school²
A communication line used for data transfer among the components of a computer system.¹

Wiktionary: bus

bus

noun

electrical conductor
- bus → bus
vehicle
- bus → rufa; micro; ómnibus; bondi; micro; camión; camioneta; cazadora; guagua; autobús; bus

Cross Translation:

From	To	Via
• bus	→ autobús	↔ Autobus — Kraftfahrzeug zum Transport von vielen (neun bis hundertfünfzig) Personen
• bus	→ autobús; ómnibus; góndola	↔ Omnibus — öffentliches Verkehrsmittel zur Personenbeförderung
• bus	→ autobús	↔ autobus — een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers
• bus	→ autobús	↔ autobus — Véhicule de transports en commun
• bus	→ autocar	↔ autocar — véhicule de transport, pouvoir compter jusqu’à une cinquantaine de places assises, qui effectuer soit du transport en commun sur des lignes régulier, soit du transport scolaire, soit du transport de touristes.
• bus	→ autobús	↔ bus — Véhicule de transport en commun

Verwante vertalingen van bus

Spaans

Uitgebreide vertaling voor bus (Spaans) in het Engels

bus:

bus

bus
the bus
– A communication line used for data transfer among the components of a computer system. ¹
- bus [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bus:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bus	bus	autobús; autocar; coche de viaje; ómnibus

Synoniemen voor "bus":

autobús; ómnibus; colectivo; pullman; camioneta; guagua; autocar

Wiktionary: bus

bus

noun

electrical conductor
- bus → bus
vehicle
- bus → rufa; micro; ómnibus; bondi; camión; camioneta; cazadora; guagua; autobús; bus

Engelse en Spaanse zoekresultaten voor: bus

Uitgebreide vertaling voor bus (Engels) in het Spaans

bus:

bus [the ~] zelfstandig naamwoord

the bus (motor-bus; touringcar; coach; sightseeing coach; tour bus)

the bus (omnibus; coach)

the bus

the bus

Vertaal Matrix voor bus:

Verwante woorden van "bus":

Synoniemen voor "bus":

Verwante definities voor "bus":

Wiktionary: bus

Verwante vertalingen van bus

Uitgebreide vertaling voor bus (Spaans) in het Engels

bus:

bus

bus

Vertaal Matrix voor bus:

Synoniemen voor "bus":

Wiktionary: bus