Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
-
frugal:
- eficaz; económico; ahorrador; parco; parsimonioso; eficiente; económicamente; modesto; moderado; austero; persona incapacitada; sencillo; deficiente; desgraciado; minusválido; insuficiente; desdichado; incapacitado; minusvalido; pueril; desprovisto; incompleto; insignificante; inválido; desheredado; simplón; no finalizado; simplote; frugal
- Wiktionary:
Spaans naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor frugal (Engels) in het Spaans
frugal:
-
frugal (thrifty; sparing; economical)
eficaz; económico; ahorrador; parco; parsimonioso; eficiente; económicamente-
eficaz bijvoeglijk naamwoord
-
económico bijvoeglijk naamwoord
-
ahorrador bijvoeglijk naamwoord
-
parco bijvoeglijk naamwoord
-
parsimonioso bijvoeglijk naamwoord
-
eficiente bijvoeglijk naamwoord
-
económicamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
frugal (austere; sober; scanty)
-
frugal (disabled; handicapped)
persona incapacitada; sencillo; deficiente; desgraciado; minusválido; insuficiente; desdichado; incapacitado; minusvalido; pueril; desprovisto; incompleto; insignificante; inválido; desheredado; simplón; no finalizado; simplote-
persona incapacitada bijvoeglijk naamwoord
-
sencillo bijvoeglijk naamwoord
-
deficiente bijvoeglijk naamwoord
-
desgraciado bijvoeglijk naamwoord
-
minusválido bijvoeglijk naamwoord
-
insuficiente bijvoeglijk naamwoord
-
desdichado bijvoeglijk naamwoord
-
incapacitado bijvoeglijk naamwoord
-
minusvalido bijvoeglijk naamwoord
-
pueril bijvoeglijk naamwoord
-
desprovisto bijvoeglijk naamwoord
-
incompleto bijvoeglijk naamwoord
-
insignificante bijvoeglijk naamwoord
-
inválido bijvoeglijk naamwoord
-
desheredado bijvoeglijk naamwoord
-
simplón bijvoeglijk naamwoord
-
no finalizado bijvoeglijk naamwoord
-
simplote bijvoeglijk naamwoord
-
-
frugal
Vertaal Matrix voor frugal:
Verwante woorden van "frugal":
Synoniemen voor "frugal":
Verwante definities voor "frugal":
Spaans
Uitgebreide vertaling voor frugal (Spaans) in het Engels
frugal:
-
frugal
-
frugal (delgaducho; flaco; pequeña; menudo; pobre; suelto; frágil; magro; escaso; tacaño; pequeño; mediocre; minúsculo; poco resistente; fino; flojo; reducido; nulo; parco; enjuto; ralo; exiguo; insignificante; escuálido; mísero; enrarecido; poco espeso; sin fuerza)
-
frugal (agarrado; avaro; exiguo; delgaducho; cáustico; avariento; perseverante)
avaricious; stingy; miserly; niggardly-
avaricious bijvoeglijk naamwoord
-
stingy bijvoeglijk naamwoord
-
miserly bijvoeglijk naamwoord
-
niggardly bijvoeglijk naamwoord
-