Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
- cursed:
-
curse:
- maldición; anatema; palabrota; blasfemia; invectiva; imprecación
- rugir; insultar; refunfuñar; enfurecerse; echar pestes; hacer estragos; despotricar; soltar palabrotas; lanzar blasfemias; zarpar; maldecir; renegar; tronar; proliferar; bramar; ajear; vociferar; desentonar; blasfemar; embravecerse; desatarse contra; agredir de palabra; despotricar contra; imprecar; condenar; rabiar; soltar un taco
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor cursed (Engels) in het Spaans
cursed:
Vertaal Matrix voor cursed:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
condenado | condemned person; convict; criminal; jail-bird | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | curst; damned; doomed; unredeemed; unsaved | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
condenado | blasted; cursed; damned; doomed | convicted; damn; darn; devilish; shit; useless; valueless; worthless |
maldito | blasted; confoundedly; cursed; damned; darned; doomed | blast; by gum; damn; damn it; damned; darn; darned; dash it; devilish; godforsaken; shit |
Verwante woorden van "cursed":
Synoniemen voor "cursed":
Verwante definities voor "cursed":
curse:
-
the curse (malediction; anathema; imprecation; swear-word)
-
to curse (swear)
rugir; insultar; refunfuñar; enfurecerse; echar pestes; hacer estragos; despotricar; soltar palabrotas; lanzar blasfemias; zarpar; maldecir; renegar; tronar; proliferar; bramar; ajear; vociferar; desentonar; blasfemar; embravecerse; desatarse contra; agredir de palabra; despotricar contra-
rugir werkwoord
-
insultar werkwoord
-
refunfuñar werkwoord
-
enfurecerse werkwoord
-
echar pestes werkwoord
-
hacer estragos werkwoord
-
despotricar werkwoord
-
soltar palabrotas werkwoord
-
lanzar blasfemias werkwoord
-
zarpar werkwoord
-
maldecir werkwoord
-
renegar werkwoord
-
tronar werkwoord
-
proliferar werkwoord
-
bramar werkwoord
-
ajear werkwoord
-
vociferar werkwoord
-
desentonar werkwoord
-
blasfemar werkwoord
-
embravecerse werkwoord
-
desatarse contra werkwoord
-
agredir de palabra werkwoord
-
despotricar contra werkwoord
-
-
to curse (damn)
-
to curse (rage; swear; storm)
rugir; insultar; hacer estragos; maldecir; renegar; rabiar; refunfuñar; desentonar; vociferar; despotricar; blasfemar; imprecar; soltar un taco; soltar palabrotas; lanzar blasfemias-
rugir werkwoord
-
insultar werkwoord
-
hacer estragos werkwoord
-
maldecir werkwoord
-
renegar werkwoord
-
rabiar werkwoord
-
refunfuñar werkwoord
-
desentonar werkwoord
-
vociferar werkwoord
-
despotricar werkwoord
-
blasfemar werkwoord
-
imprecar werkwoord
-
soltar un taco werkwoord
-
soltar palabrotas werkwoord
-
lanzar blasfemias werkwoord
-
Conjugations for curse:
present
- curse
- curse
- curses
- curse
- curse
- curse
simple past
- cursed
- cursed
- cursed
- cursed
- cursed
- cursed
present perfect
- have cursed
- have cursed
- has cursed
- have cursed
- have cursed
- have cursed
past continuous
- was cursing
- were cursing
- was cursing
- were cursing
- were cursing
- were cursing
future
- shall curse
- will curse
- will curse
- shall curse
- will curse
- will curse
continuous present
- am cursing
- are cursing
- is cursing
- are cursing
- are cursing
- are cursing
subjunctive
- be cursed
- be cursed
- be cursed
- be cursed
- be cursed
- be cursed
diverse
- curse!
- let's curse!
- cursed
- cursing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor curse:
Verwante woorden van "curse":
Synoniemen voor "curse":
Antoniemen van "curse":
Verwante definities voor "curse":
Wiktionary: curse
curse
Cross Translation:
verb
-
to use offensive language
- curse → maldecir
-
to place a curse upon
- curse → maldecir
-
to swear, to utter a vulgar curse
- curse → maldecir
-
vulgar epithet
- curse → mala palabra
-
woman's monthly period
- curse → menstruación; regla
-
supernatural detriment
- curse → maldición
Cross Translation: