Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
- fluctuation:
- fluctuate:
-
Wiktionary:
- fluctuation → fluctuación
- fluctuation → fluctuación
Engels
Uitgebreide vertaling voor fluctuation (Engels) in het Spaans
fluctuation:
-
the fluctuation
-
the fluctuation (sway; swing; oscillation; swinging; nutation)
Vertaal Matrix voor fluctuation:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
balanceo | fluctuation; nutation; oscillation; sway; swing; swinging | oscillation; sea; swell; swinging |
bandazo | fluctuation; nutation; oscillation; sway; swing; swinging | heel; list |
fluctuación | fluctuation | market fluctuation; oscillation |
movimiento oscilatorio | fluctuation; nutation; oscillation; sway; swing; swinging | |
oscilación | fluctuation; nutation; oscillation; sway; swing; swinging | oscillating movement; oscillation |
- | variation; wavering | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
balanceo | changing; drifting; fluctuating; swinging; unstable; unsteady; wobbling |
Verwante woorden van "fluctuation":
Synoniemen voor "fluctuation":
Verwante definities voor "fluctuation":
Wiktionary: fluctuation
fluctuation
Cross Translation:
noun
-
wavering; unsteadiness
- fluctuation → fluctuación
-
wavelike motion
- fluctuation → fluctuación
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fluctuation | → fluctuación | ↔ Fluktuation — unregelmäßige, zufällige Veränderung, Schwankung; zum Beispiel die Fluktuation um einen Mittelwert oder zwischen zwei Extremen |
• fluctuation | → fluctuación | ↔ fluctuatie — (meestal kleine) schommeling |
• fluctuation | → fluctuación | ↔ fluctuation — variation, défaut de fixité, de permanence. |
fluctuate:
-
to fluctuate (vary)
cambiar; vacilar; tambalear; fluctuar; tambalearse; desequilibrarse; intercambiar; anadear; titubear; balancear; serpentear; balancearse; moverse continuamente-
cambiar werkwoord
-
vacilar werkwoord
-
tambalear werkwoord
-
fluctuar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
desequilibrarse werkwoord
-
intercambiar werkwoord
-
anadear werkwoord
-
titubear werkwoord
-
balancear werkwoord
-
serpentear werkwoord
-
balancearse werkwoord
-
moverse continuamente werkwoord
-
Conjugations for fluctuate:
present
- fluctuate
- fluctuate
- fluctuates
- fluctuate
- fluctuate
- fluctuate
simple past
- fluctuated
- fluctuated
- fluctuated
- fluctuated
- fluctuated
- fluctuated
present perfect
- have fluctuated
- have fluctuated
- has fluctuated
- have fluctuated
- have fluctuated
- have fluctuated
past continuous
- was fluctuating
- were fluctuating
- was fluctuating
- were fluctuating
- were fluctuating
- were fluctuating
future
- shall fluctuate
- will fluctuate
- will fluctuate
- shall fluctuate
- will fluctuate
- will fluctuate
continuous present
- am fluctuating
- are fluctuating
- is fluctuating
- are fluctuating
- are fluctuating
- are fluctuating
subjunctive
- be fluctuated
- be fluctuated
- be fluctuated
- be fluctuated
- be fluctuated
- be fluctuated
diverse
- fluctuate!
- let's fluctuate!
- fluctuated
- fluctuating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they