Engels

Uitgebreide synoniemen voor tidy in het Engels

tidy:

tidy bijvoeglijk naamwoord

  1. tidy
    tidy; neat; clean
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
    • neat bijvoeglijk naamwoord
    • clean bijvoeglijk naamwoord
  2. tidy
    neatly; tidy; cleanly
  3. tidy
    cheerful; enthusiastic; happy; gay; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre
    bright
    – characterized by happiness or gladness 1
    • bright bijvoeglijk naamwoord
      • bright faces1
      • all the world seems bright and gay1
  4. tidy
    neat; tidy; orderly
    • neat bijvoeglijk naamwoord
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
    • orderly bijvoeglijk naamwoord
  5. tidy
    neat; tidy
    • neat bijvoeglijk naamwoord
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
  6. tidy
    – large in amount or extent or degree 1
    tidy; healthy; hefty; respectable; sizeable; sizable; goodly; goodish
    – large in amount or extent or degree 1
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
      • a tidy sum of money1
    • healthy bijvoeglijk naamwoord
    • hefty bijvoeglijk naamwoord
      • received a hefty bonus1
    • respectable bijvoeglijk naamwoord
      • a respectable sum1
    • sizeable bijvoeglijk naamwoord
    • sizable bijvoeglijk naamwoord
      • a sizable fortune1
    • goodly bijvoeglijk naamwoord
      • a goodly amount1
    • goodish bijvoeglijk naamwoord
  7. tidy
    – marked by order and cleanliness in appearance or habits 1
    tidy
    – marked by order and cleanliness in appearance or habits 1
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
      • a tidy person1
      • a tidy house1
      • a tidy mind1
  8. tidy
    – (of hair) neat and tidy 1
    tidy; kempt
    – (of hair) neat and tidy 1
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
    • kempt bijvoeglijk naamwoord
      • a nicely kempt beard1

tidy [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tidy
    – receptacle that holds odds and ends (as sewing materials) 1
    the tidy
    – receptacle that holds odds and ends (as sewing materials) 1
    • tidy [the ~] zelfstandig naamwoord

tidy werkwoord

  1. tidy
    – put (things or places) in order 1
    tidy; to straighten; to clean up; to tidy up; to straighten out; neaten; square away
    – put (things or places) in order 1
    • tidy werkwoord
    • straighten werkwoord (straightens, straightened, straightening)
    • clean up werkwoord (cleans up, cleaned up, cleaning up)
    • tidy up werkwoord (tidies up, tidied up, tidying up)
    • straighten out werkwoord (straightens out, straightened out, straightening out)
    • neaten werkwoord
    • square away werkwoord

Verwante woorden van "tidy":


Alternatieve synoniemen voor "tidy":


Antoniemen van "tidy":


Verwante definities voor "tidy":

  1. large in amount or extent or degree1
    • a tidy sum of money1
  2. marked by order and cleanliness in appearance or habits1
    • a tidy person1
    • a tidy house1
    • a tidy mind1
  3. (of hair) neat and tidy1
  4. receptacle that holds odds and ends (as sewing materials)1
  5. put (things or places) in order1

Verwante synoniemen voor tidy