Engels

Uitgebreide synoniemen voor spotlessness in het Engels

spotlessness:

spotlessness [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spotlessness
    the neatness; the spotlessness; the perfection; the impeccability; the mirth; the orderliness; the tidiness; the pleasure; the joy; the purity; the soundness; the merriment; the stainlessness; the light-heartedness; the faultlessness; the irreprochability
  2. the spotlessness
    – the state of being spotlessly clean 1
    the spotlessness; the immaculateness
    – the state of being spotlessly clean 1

Verwante woorden van "spotlessness":


Alternatieve synoniemen voor "spotlessness":


Verwante definities voor "spotlessness":

  1. the state of being spotlessly clean1

spotlessness vorm van spotless:

spotless bijvoeglijk naamwoord

  1. spotless
    immaculate; impeccable; unspoiled; untainted; chaste; spotless
  2. spotless
    spotless; clean as a whistle
  3. spotless
    immaculate; spick-and-span; spotless
  4. spotless
    stainless; spotless
  5. spotless
    – completely neat and clean 1
    immaculate; spotless; spick-and-span; speckless; spick; spic; spic-and-span
    – completely neat and clean 1
    • immaculate bijvoeglijk naamwoord
      • the apartment was immaculate1
      • in her immaculate white uniform1
    • spotless bijvoeglijk naamwoord
    • spick-and-span bijvoeglijk naamwoord
      • a spick-and-span kitchen1
    • speckless bijvoeglijk naamwoord
    • spick bijvoeglijk naamwoord
    • spic bijvoeglijk naamwoord
      • their spic red-visored caps1
    • spic-and-span bijvoeglijk naamwoord

Verwante woorden van "spotless":


Alternatieve synoniemen voor "spotless":


Verwante definities voor "spotless":

  1. completely neat and clean1