Engels

Uitgebreide synoniemen voor spic in het Engels

spic:

spic bijvoeglijk naamwoord

  1. spic
    – completely neat and clean 1
    immaculate; spotless; spick-and-span; speckless; spick; spic; spic-and-span
    – completely neat and clean 1
    • immaculate bijvoeglijk naamwoord
      • the apartment was immaculate1
      • in her immaculate white uniform1
    • spotless bijvoeglijk naamwoord
    • spick-and-span bijvoeglijk naamwoord
      • a spick-and-span kitchen1
    • speckless bijvoeglijk naamwoord
    • spick bijvoeglijk naamwoord
    • spic bijvoeglijk naamwoord
      • their spic red-visored caps1
    • spic-and-span bijvoeglijk naamwoord

spic [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spic
    – (ethnic slur) offensive term for persons of Latin American descent 1
    the spik; the spic; the spick
    – (ethnic slur) offensive term for persons of Latin American descent 1
    • spik [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spic [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spick [the ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "spic":


Verwante definities voor "spic":

  1. completely neat and clean1
    • their spic red-visored caps1
  2. (ethnic slur) offensive term for persons of Latin American descent1

Verwante synoniemen voor spic