Overzicht


Engels

Uitgebreide synoniemen voor fuckup in het Engels

fuckup:

fuckup [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fuckup
    – someone who makes mistakes because of incompetence 1
    the butcher; the botcher; the bungler; the sad sack; the blunderer; the bumbler; the fuckup; the fumbler; the stumbler
    – someone who makes mistakes because of incompetence 1
    • butcher [the ~] zelfstandig naamwoord
    • botcher [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bungler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sad sack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blunderer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bumbler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fuckup [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fumbler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stumbler [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante definities voor "fuckup":

  1. someone who makes mistakes because of incompetence1