Overzicht


Engels

Uitgebreide synoniemen voor fizzle in het Engels

fizzle:

fizzle [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fizzle
    – a complete failure 1
    the bust; the flop; the fizzle
    – a complete failure 1
    • bust [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flop [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the play was a dismal flop1
    • fizzle [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the fizzle
    – a fricative sound (especially as an expression of disapproval) 1
    the hiss; the hushing; the fizzle; the sibilation; the hissing
    – a fricative sound (especially as an expression of disapproval) 1
    • hiss [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hushing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fizzle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sibilation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hissing [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the performers could not be heard over the hissing of the audience1

fizzle werkwoord

  1. fizzle
    – end weakly 1
    peter out; taper off; fizzle; fizzle out
    – end weakly 1

Alternatieve synoniemen voor "fizzle":


Verwante definities voor "fizzle":

  1. a complete failure1
  2. a fricative sound (especially as an expression of disapproval)1
  3. end weakly1

Verwante synoniemen voor fizzle