Overzicht
Engels Synoniemen: Meer gegevens...
-
dull:
- tedious; boring; dreary; dull; dreadful; drab; stupid; obtuse; dense; deadening; mat; misty; frosted; fusty; muzzy; soporific; drowsy; staggered; dozy; dopey; stupefied; sleepy; mindless; blurred; blunt; out of focus; matt; gloomy; sad; grey; cheerless; joyless; feeble; tasteless; corny; bland; vapid; without style; silly; tenacious; obstinate; cross-grained; persevering; stubborn; recalcitrant; heady; pig-headed; tacky; viscous; persistent; rebellious; grumpy; refractory; sullen; unrelenting; unyielding; stern; surly; leathery; headstrong; tough; flat; saltless; unsavoury; unsavory; unanimated; lifeless; faded red; languid; tired; weary; slow; sluggish; dim; dumb; leaden; irksome; tiresome; wearisome; ho-hum; muffled; softened; muted; thudding
- dull; extinct; lifeless; burnt out; vacuous; inane; hollow; muffled; slack; depressed; make apathetic; gloomy; sullen
- dull; pall; blunt; numb; benumb; mute; damp; dampen; tone down; muffle
Engels
Uitgebreide synoniemen voor dull in het Engels
dull:
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
blurred; blunt; dull; out of focus-
blurred bijvoeglijk naamwoord
-
blunt bijvoeglijk naamwoord
-
dull bijvoeglijk naamwoord
-
out of focus bijvoeglijk naamwoord
-
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
tenacious; obstinate; cross-grained; persevering; stubborn; recalcitrant; heady; pig-headed; tacky; viscous; persistent; rebellious; tedious; boring; grumpy; refractory; sullen; unrelenting; unyielding; mindless; stupefied; dull; stern; surly; leathery; headstrong; tough-
tenacious bijvoeglijk naamwoord
-
obstinate bijvoeglijk naamwoord
-
cross-grained bijvoeglijk naamwoord
-
persevering bijvoeglijk naamwoord
-
stubborn bijvoeglijk naamwoord
-
recalcitrant bijvoeglijk naamwoord
-
heady bijvoeglijk naamwoord
-
pig-headed bijvoeglijk naamwoord
-
tacky bijvoeglijk naamwoord
-
viscous bijvoeglijk naamwoord
-
persistent bijvoeglijk naamwoord
-
rebellious bijvoeglijk naamwoord
-
tedious bijvoeglijk naamwoord
-
boring bijvoeglijk naamwoord
-
grumpy bijvoeglijk naamwoord
-
refractory bijvoeglijk naamwoord
-
sullen bijvoeglijk naamwoord
-
unrelenting bijvoeglijk naamwoord
-
unyielding bijvoeglijk naamwoord
-
mindless bijvoeglijk naamwoord
-
stupefied bijvoeglijk naamwoord
-
dull bijvoeglijk naamwoord
-
stern bijvoeglijk naamwoord
-
surly bijvoeglijk naamwoord
-
leathery bijvoeglijk naamwoord
-
headstrong bijvoeglijk naamwoord
-
tough bijvoeglijk naamwoord
-
-
dull
-
dull
unanimated; dull; lifeless-
unanimated bijvoeglijk naamwoord
-
dull bijvoeglijk naamwoord
-
lifeless bijvoeglijk naamwoord
-
-
dull
-
dull
– lacking in liveliness or animation 1 -
dull
– lacking in liveliness or animation 1 -
dull
– (of business) not active or brisk 1 -
dull
– emitting or reflecting very little light 1 -
dull
– (of color) very low in saturation; highly diluted 1 -
dull
– slow to learn or understand; lacking intellectual acuity 1 -
dull
– darkened with overcast 1 -
dull
– not having a sharp edge or point 1 -
dull
– not keenly felt 1 -
dull
– so lacking in interest as to cause mental weariness 1 -
dull
– being or made softer or less loud or clear 1 -
dull
– not clear and resonant; sounding as if striking with or against something relatively soft 1 -
dull
– blunted in responsiveness or sensibility 1
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
dull
-
to dull
– make less lively or vigorous 1 -
to dull
– become dull or lusterless in appearance; lose shine or brightness 1 -
to dull
– become less interesting or attractive 1 -
to dull
– make dull in appearance 1 -
to dull
– make dull or blunt 1 -
to dull
– make numb or insensitive 1 -
to dull
– deaden (a sound or noise), especially by wrapping 1
Conjugations for dull:
present
- dull
- dull
- dulls
- dull
- dull
- dull
simple past
- dulled
- dulled
- dulled
- dulled
- dulled
- dulled
present perfect
- have dulled
- have dulled
- has dulled
- have dulled
- have dulled
- have dulled
past continuous
- was dulling
- were dulling
- was dulling
- were dulling
- were dulling
- were dulling
future
- shall dull
- will dull
- will dull
- shall dull
- will dull
- will dull
continuous present
- am dulling
- are dulling
- is dulling
- are dulling
- are dulling
- are dulling
subjunctive
- be dulled
- be dulled
- be dulled
- be dulled
- be dulled
- be dulled
diverse
- dull!
- let's dull!
- dulled
- dulling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they