Engels

Uitgebreide synoniemen voor disciple in het Engels

disciple:

disciple [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the disciple
    the disciple; the follower; the shadower; the imitator; the pupil
    • disciple [the ~] zelfstandig naamwoord
    • follower [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shadower [the ~] zelfstandig naamwoord
    • imitator [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pupil [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the disciple
    the pupil; the apprentice; the trainee; the disciple; the follower; the teacher-trainee; the student; the trainee-teacher
  3. the disciple
    the disciple; the follower
  4. the disciple
    – someone who believes and helps to spread the doctrine of another 1
    the disciple; the adherent
    – someone who believes and helps to spread the doctrine of another 1

Verwante woorden van "disciple":


Alternatieve synoniemen voor "disciple":


Verwante definities voor "disciple":

  1. someone who believes and helps to spread the doctrine of another1