Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- toughness:
-
tough:
- nicht einfach; stämmig; vierschrötig; rüstig; kraftvoll; kräftig; forsch; entschlossen; eingehend; drastisch; durchgreifend; entschieden; energisch; tatkräftig; beschwerlich; belastend; lästig; steif; eigenwillig; störrisch; widerspenstig; dickköpfig; eigensinnig; starrköpfig; starrsinnig; sehnig
- Rohling; Wüterich
-
Wiktionary:
- toughness → Zähigkeit, Schwierigkeit, Stärke, Kraft, Robustheit
- tough → zäh, robust, hartnäckig, brutal, beinhart, taff, zach
- tough → Pech
- tough → zäh, hart, widerstandsfähig, robust
- tough → zäh, schwer, schwierig, hart, Hart-, arbeitsam, geschäftig, beflissen, emsig, fleißig, geflissentlich, strebsam, mächtig, vermögend, gewaltig, kräftig, stark, fest, befestigt, haltbar, wiederstandsfähig, Wiederstandsfähig, streng
Engels
Uitgebreide vertaling voor toughness (Engels) in het Duits
toughness:
-
the toughness (doggedness)
-
the toughness
die Abgehärtetheit
Vertaal Matrix voor toughness:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Abgehärtetheit | toughness | |
Rüstigkeit | doggedness; toughness | bravery; courage; daring; gallantry; sturdiness; valor; valour; vigor; vigour |
Stämmigkeit | doggedness; toughness | bravery; courage; daring; gallantry; robustness; strength; sturdiness; valor; valour; vigor; vigour |
- | formidability; huskiness; ruggedness; stamina; staying power; temper | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | leatheriness |
Verwante woorden van "toughness":
Synoniemen voor "toughness":
Verwante definities voor "toughness":
Wiktionary: toughness
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toughness | → Zähigkeit | ↔ taaiheid — het vermogen energie op te nemen door te vervormen zonder te breken |
• toughness | → Schwierigkeit | ↔ difficulté — Ce qui rendre une chose difficile. |
• toughness | → Stärke; Kraft; Robustheit | ↔ vigueur — Force ; plénitude ; énergie ; fougue. |
toughness vorm van tough:
-
tough (difficult; awkward; burdensome; hard; heavy; massive; stiff)
nicht einfach-
nicht einfach bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (forceful)
stämmig; vierschrötig; rüstig-
stämmig bijvoeglijk naamwoord
-
vierschrötig bijvoeglijk naamwoord
-
rüstig bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (vigorous; drastic; strong; stout; powerful; robust; forceful; energetically; energetic; potent)
kraftvoll; kräftig; forsch; entschlossen; eingehend; drastisch; durchgreifend; entschieden; energisch; tatkräftig-
kraftvoll bijvoeglijk naamwoord
-
kräftig bijvoeglijk naamwoord
-
forsch bijvoeglijk naamwoord
-
entschlossen bijvoeglijk naamwoord
-
eingehend bijvoeglijk naamwoord
-
drastisch bijvoeglijk naamwoord
-
durchgreifend bijvoeglijk naamwoord
-
entschieden bijvoeglijk naamwoord
-
energisch bijvoeglijk naamwoord
-
tatkräftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (tricky; aggravating; incriminating)
beschwerlich; belastend; lästig-
beschwerlich bijvoeglijk naamwoord
-
belastend bijvoeglijk naamwoord
-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (rigid; stiff)
-
tough (refractory; tenacious; obstinate; cross-grained; persevering; stubborn; recalcitrant; heady; pig-headed; tacky; viscous; persistent; rebellious; tedious; boring; grumpy; sullen; unrelenting; unyielding; mindless; stupefied; dull; stern; surly; leathery; headstrong)
eigenwillig; störrisch; widerspenstig; dickköpfig; eigensinnig; starrköpfig; starrsinnig-
eigenwillig bijvoeglijk naamwoord
-
störrisch bijvoeglijk naamwoord
-
widerspenstig bijvoeglijk naamwoord
-
dickköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
eigensinnig bijvoeglijk naamwoord
-
starrköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
starrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
-
tough (sinewy; stringy)
Vertaal Matrix voor tough:
Verwante woorden van "tough":
Synoniemen voor "tough":
Antoniemen van "tough":
Verwante definities voor "tough":
Wiktionary: tough
tough
Cross Translation:
adjective
tough
-
difficult to chew
- tough → zäh
-
lack of sympathy
- tough → Pech
-
-
- tough → zäh; hart; widerstandsfähig; robust
adjective
-
unanfällig gegen Störung
-
hartem Umgang/Einsatz standhalten; qualitativ hochwertig
-
auf etwas eigensinnig, beharrlich, unnachgiebig bestehend
-
Handlungen, Taten: rücksichtslos, übermäßig und unangebracht gewalttätig, verletzend und quälerisch
-
übertr.|: ein schwieriger Gegner oder Verhandlungspartner seiend
-
übertr.|: schwer, strapaziös; streng, unbarmherzig
-
salopp: nicht empfindlich, nicht leicht irritierbar; abgehärtet und widerstandsfähig
-
umgangssprachlich, osterzgebirgisch: zäh, auch übertragen für mühsam
-
langsam, schwerfällig fließend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tough | → zäh | ↔ taai — moeilijk te snijden, kauwen (van vlees) |
• tough | → zäh | ↔ taai — moeizaam en plastisch vervormend onder mechanische belasting |
• tough | → schwer; schwierig | ↔ difficile — Non facile, qui nécessite un grand effort. |
• tough | → hart; Hart-; schwer; schwierig | ↔ dur — Qui, par suite de sa fermeté, est difficile à pénétrer, à entamer. |
• tough | → arbeitsam; geschäftig; beflissen; emsig; fleißig; geflissentlich; strebsam | ↔ laborieux — Qui travaille beaucoup, qui aime le travail. |
• tough | → mächtig; vermögend; gewaltig; kräftig; stark; schwer | ↔ puissant — Qui a beaucoup de pouvoir. |
• tough | → fest; befestigt; haltbar; wiederstandsfähig | ↔ robuste — Qui est fort, vigoureux, résistant. |
• tough | → Wiederstandsfähig | ↔ résistant — qui résiste |
• tough | → streng | ↔ sévère — Qui est rigide, sans indulgence. |