Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
impair:
-
Wiktionary:
impair → schmälern, beeinträchtigen, schädigen, beschädigen, schwächen, vermindern, verschlechtern
impair → beschädigen, Schaden zufügen, verderben, verletzen, beeinträchtigen, schaden, untergraben -
Synoniemen voor "impair":
damage
mar; spoil; deflower; vitiate
-
Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor impair (Engels) in het Duits
impair: (*Woord en zin splitter gebruikt)
impair:
Vertaal Matrix voor impair:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | deflower; mar; spoil; vitiate |
Synoniemen voor "impair":
Verwante definities voor "impair":
Wiktionary: impair
impair
Cross Translation:
verb
-
have a diminishing effect on
- impair → schmälern; beeinträchtigen; schädigen; beschädigen; schwächen; vermindern; verschlechtern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• impair | → beschädigen; Schaden zufügen; verderben; verletzen; beeinträchtigen; schaden; untergraben | ↔ détériorer — mettre en mauvais état. |