Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Zoek: favor

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: favor

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. favor:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor favor (Engels) in het Duits

favor:

favor werkwoord, Amerikaans

  1. favor (privilege; favour; give preference)
    begünstigen; bevorzugen
    • begünstigen werkwoord (begünstige, begünstigst, begünstigt, begünstigte, begünstigtet, begünstigt)
    • bevorzugen werkwoord (bevorzuge, bevorzugst, bevorzugt, bevorzugte, bevorzugtet, bevorzug)
  2. favor (favour; slide in front)
    jemand begunstigen; vorgeben; vortäuschen; vorschieben; vorschießen
    • jemand begunstigen werkwoord
    • vorgeben werkwoord (gebe vor, gibst vor, gibt vor, gab vor, gabt vor, vorgegeben)
    • vortäuschen werkwoord (täusche vor, täuscht vor, täuschte vor, täuschtet vor, vorgetäuscht)
    • vorschieben werkwoord (schiebe vor, schiebst vor, schiebt vor, schob vor, schobt vor, vorgeschoben)
    • vorschießen werkwoord (schieße vor, schießt vor, schoß, schoßt, vorgeschossen)
  3. favor (favour; give preference)
    begünstigen; bevorrechten; bevorzugen
    • begünstigen werkwoord (begünstige, begünstigst, begünstigt, begünstigte, begünstigtet, begünstigt)
    • bevorrechten werkwoord (bevorrechte, bevorrechtest, bevorrechtet, bevorrechtete, bevorrechtetet, bevorrechtet)
    • bevorzugen werkwoord (bevorzuge, bevorzugst, bevorzugt, bevorzugte, bevorzugtet, bevorzug)

favor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

  1. the favor (favour)
    die Begünstigung
  2. the favor (favouring; privilege; favour; preference; advantage)
    die Bevorrechtung
  3. the favor (favour; service; grace; )
    der Dienst; die Gefälligkeit; die Gunst; die Stelle; die Zuwendung; der Sold; die Stiftung; die Spende; die Schenkung
    • Dienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefälligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gunst [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stelle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zuwendung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sold [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stiftung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spende [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schenkung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor favor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Begünstigung favor; favour
Bevorrechtung advantage; favor; favour; favouring; preference; privilege
Dienst boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support Mass; aid; assistance; corvée; fatigue duty; forced labour; help; helpfulness; mass; relief; service; statute labour; support; vassal service; worship
Gefälligkeit boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support accessibility; complaisance; compliance; courtesy; donation; friendliness; kindness; little gift; little present; modesty; obligingness; subservience
Gunst boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support
Schenkung boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support donation; gift
Sold boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support soldier's pay
Spende boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support donation
Stelle boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support bureau; government office; job; list; location; office; organisation; organization; orientation; passage; place; schedule; siting; table
Stiftung boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support donation; establishment; foundation; founding; installation
Zuwendung boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support allowance; donation
- favour; party favor; party favour
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begünstigen favor; favour; give preference; privilege donate; give
bevorrechten favor; favour; give preference donate; give
bevorzugen favor; favour; give preference; privilege choose; donate; give; prefer
jemand begunstigen favor; favour; slide in front
vorgeben favor; favour; slide in front delude; do as if; feign; hold out; pretend; simulate; slide in front
vorschieben favor; favour; slide in front advance; move up; push forward; slide in front
vorschießen favor; favour; slide in front
vortäuschen favor; favour; slide in front do as if; feign; pretend; simulate
- favour; prefer; privilege
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gladden; good will; mark of favour; token of favour

Synoniemen voor "favor":


Verwante definities voor "favor":

  1. an act of gracious kindness1
  2. souvenir consisting of a small gift given to a guest at a party1
  3. an advantage to the benefit of someone or something1
    • the outcome was in his favor1
  4. an inclination to approve1
    • that style is in favor this season1
  5. a feeling of favorable regard1
  6. consider as the favorite1
    • The local team was favored1
  7. promote over another1
    • he favors his second daughter1
  8. bestow a privilege upon1
  9. treat gently or carefully1

Wiktionary: favor

favor
noun
  1. deed in which help is voluntarily provided
verb
  1. to look upon fondly; to prefer
favor
adverb
  1. Präpositionaladverb (Pronominaladverb): für eine Sache (die man unterstützen, fördern möchte)
noun
  1. veraltet: Geneigtheit, Wohlwollen, Wohlgesinntheit des Herrn gegenüber dem Untergebenen, wird oft im religiösen Sprachgebrauch verwendet
  2. die Erfüllung eines Wunsches, einer Bitte
  3. die Bevorzugung, das Wohlwollen, die Gewogenheit
Cross Translation:
FromToVia
• favor → beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren ↔ favoriser — traiter avec les signes d’une préférence ou d'une bienveillance marquer.

Verwante vertalingen van favor







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0964 seconde
Page rendered in 1.0 seconds