Disability: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

disability:
- Abweichung; Handikap; Defekt; Gebrechen; körperliches Gebrechen; Ermangelung; Erwerbsunfähigkeit; Arbeitsunfähigkeit; Dienstunfähigkeit
Wiktionary:
- disability → Behinderung
- disability → Krankheit, Erkrankung, Gebrechen

Engels

Uitgebreide vertaling voor disability (Engels) in het Duits

the disability (handicap; impediment)
die Abweichung; Handikap; Defekt
- Abweichung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Handikap [das ~] zelfstandig naamwoord
- Defekt [das ~] zelfstandig naamwoord
the disability (handicap; physical defect)
Gebrechen; Handikap; körperliches Gebrechen; die Ermangelung
- Gebrechen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Handikap [das ~] zelfstandig naamwoord
- körperliches Gebrechen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Ermangelung [die ~] zelfstandig naamwoord
the disability (disablement)
die Erwerbsunfähigkeit; die Arbeitsunfähigkeit; die Dienstunfähigkeit
- Erwerbsunfähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Arbeitsunfähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Dienstunfähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Abweichung	disability; handicap; impediment	deflection; deflexion; deviation; difference; differentiation; digression; divagation; divergence; diversion; leeway; margin; matching discrepancy; play; variance; warp
Arbeitsunfähigkeit	disability; disablement	incapacity for work
Defekt	disability; handicap; impediment	deficiency; failure; lack; machine defect; want
Dienstunfähigkeit	disability; disablement	disablement; inability to work
Ermangelung	disability; handicap; physical defect	deficiency; famine; flaw; gap; lack; needyness; paucity; scantiness; scarcity; shortage; tightness; want
Erwerbsunfähigkeit	disability; disablement	disablement; inability to work
Gebrechen	disability; handicap; physical defect	deficiency; lack; want
Handikap	disability; handicap; impediment; physical defect
körperliches Gebrechen	disability; handicap; physical defect
-	disablement; handicap; impairment

disablement; handicap; impairment; unfitness; softness; poor shape; bad condition

the condition of being unable to perform as a consequence of physical or mental unfitness¹
- reading disability¹

disability

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• disability	→ Krankheit; Erkrankung; Gebrechen	↔ infirmité — affection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme.