Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal yelling

Vertaal yelling van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. yelling:
  2. yell:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor yelling (Engels) in het Duits

yelling:

yelling [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the yelling (screams; shouts; cries)
    der Schreien
    • Schreien [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the yelling (roaring; howling; name-calling)
    Schreien; Gepolter; Gebrüll; Geschimpfe; Gejohle; Gegröle; Johlen; Zetergeschrei
  3. the yelling (roaring; howling)
    Gekreisch; Schreien; Kreischen; Geschrei; Gebrüll; Zetergeschrei; der Spektakel
  4. the yelling (screaming; roaring; howling)
    Gezeter; Geschrei; Gebrüll; Gegröle
    • Gezeter [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Geschrei [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gebrüll [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gegröle [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor yelling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gebrüll howling; name-calling; roaring; screaming; yelling bedlam; clamor; clamour; commotion; din; howling; howling of the wind; hubbub; hullabaloo; noise; pandemonium; racket; roar; roaring; screaming; shrieking; tumult; tumultuousness; uproar
Gegröle howling; name-calling; roaring; screaming; yelling
Gejohle howling; name-calling; roaring; yelling cheering; cheers; derision; exultation; jeering; jubilation; rejoicing; scornful laughter
Gekreisch howling; roaring; yelling roar; screaming; shrieking
Gepolter howling; name-calling; roaring; yelling clanking; clatter; howling; howling of the wind; jingling; rattling; roaring; stumbling; thumping; thundering
Geschimpfe howling; name-calling; roaring; yelling gibe; grumbling; jeer; jeering; scolding; sneering; taunt; wrangling
Geschrei howling; roaring; screaming; yelling clamor; clamour; roar; scolding; screaming; shrieking; sieves; sifts; uproar; wrangling
Gezeter howling; roaring; screaming; yelling
Johlen howling; name-calling; roaring; yelling booing; boos; derision; hooting; jeering; scornful laughter; shout
Kreischen howling; roaring; yelling shrieking
Schreien cries; howling; name-calling; roaring; screams; shouts; yelling bird call; bird whistle; call; call note; calling
Spektakel howling; roaring; yelling argument; bedlam; clamor; clamour; commotion; conflict; difference of opinion; din; disagreement; discord; dispute; hubbub; hullabaloo; hum; movement; noise; pandemonium; quarrel; racket; roar; row; rumor; rumour; showpiece; spectacle; tumult; tumultuousness; uproar
Zetergeschrei howling; name-calling; roaring; yelling
- shouting
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- howling

Verwante woorden van "yelling":


Synoniemen voor "yelling":


Verwante definities voor "yelling":

  1. uttering a loud inarticulate cry as of pain or excitement1

yell:

to yell werkwoord (yells, yelled, yelling)

  1. to yell (bawl; shout; scream; )
    brüllen; lärmen; poltern
    • brüllen werkwoord (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • lärmen werkwoord (lärme, lärmst, lärmt, lärmte, lärmtet, gelärmt)
    • poltern werkwoord (poltere, polterst, poltert, polterte, poltertet, gepoltert)
  2. to yell (scream; screech; shriek; squawk; cry)
    schreien; plärren
    • schreien werkwoord (schreie, schreist, schreit, schrie, schriet, geschrien)
    • plärren werkwoord (plärre, plärrst, plärrt, plärrte, plärrtet, geplärr)
  3. to yell (bellow; shriek; shout; )
    rasen; schreien; bellen; schallen; brüllen; toben; heulen; singen; hausen; jagen; wettern; sausen; poltern; dröhnen; zischen; fegen; donnern; kläffen; grassieren; tosen; wüten; johlen; skandieren; herausschreien
    • rasen werkwoord (rase, rasst, rast, raste, rastet, gerast)
    • schreien werkwoord (schreie, schreist, schreit, schrie, schriet, geschrien)
    • bellen werkwoord (belle, bellst, bellt, bellte, belltet, gebellt)
    • schallen werkwoord (schalle, schallst, schallt, schallte, schalltet, geschallt)
    • brüllen werkwoord (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • toben werkwoord (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • heulen werkwoord (heule, heulst, heult, heulte, heultet, geheult)
    • singen werkwoord (singe, singst, singt, sang, sangt, gesungen)
    • hausen werkwoord (hause, hausst, haust, hauste, haustet, gehaust)
    • jagen werkwoord (jage, jagst, jagt, jagte, jagtet, gejagt)
    • wettern werkwoord (wettere, wetterst, wettert, wetterte, wettertet, gewettert)
    • sausen werkwoord (sause, sausest, saust, sauste, saustet, gesaust)
    • poltern werkwoord (poltere, polterst, poltert, polterte, poltertet, gepoltert)
    • dröhnen werkwoord (dröhne, dröhnst, dröhnt, dröhnte, dröhntet, gedröhnt)
    • zischen werkwoord (zische, zischt, zischte, zischtet, gezischt)
    • fegen werkwoord (fege, fegst, fegt, fegte, fegtet, gefegt)
    • donnern werkwoord (donnere, donnerst, donnert, donnerte, donnertet, gedonnert)
    • kläffen werkwoord (kläffe, kläffst, kläfft, kläffte, kläfftet, gekläft)
    • grassieren werkwoord (grassiere, grassierst, grassiert, grassierte, grassiertet, grassiert)
    • tosen werkwoord (tose, tost, toste, tostet, getost)
    • wüten werkwoord (wüte, wütest, wütet, wütete, wütetet, gewütet)
    • johlen werkwoord (johle, johlst, johlt, johlte, johltet, gejohlt)
    • skandieren werkwoord (skandiere, skandierst, skandiert, skandierte, skandiertet, skandiert)
    • herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
  4. to yell (whine; howl)
    schreien; brüllen; toben; heulen; jubeln; johlen; keifen; jauchzen; herausschreien; lautauf schreien
    • schreien werkwoord (schreie, schreist, schreit, schrie, schriet, geschrien)
    • brüllen werkwoord (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • toben werkwoord (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • heulen werkwoord (heule, heulst, heult, heulte, heultet, geheult)
    • jubeln werkwoord (juble, jubelst, jubelt, jubelte, jubeltet, gejubelt)
    • johlen werkwoord (johle, johlst, johlt, johlte, johltet, gejohlt)
    • keifen werkwoord (keife, keifst, keift, keifte, keiftet, gekeift)
    • jauchzen werkwoord (jauchze, jauchzt, jauchzte, jauchztet, gejauchzt)
    • herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
    • lautauf schreien werkwoord (schreie lautauf, schreist lautauf, schreit lautauf, schrie lautauf, schriet lautauf, lautauf geschrieen)
  5. to yell (shout; scream; shriek; bellow; roar)
    schreien; brüllen; kläffen; johlen; herausschreien
    • schreien werkwoord (schreie, schreist, schreit, schrie, schriet, geschrien)
    • brüllen werkwoord (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • kläffen werkwoord (kläffe, kläffst, kläfft, kläffte, kläfftet, gekläft)
    • johlen werkwoord (johle, johlst, johlt, johlte, johltet, gejohlt)
    • herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
  6. to yell (rant & rage; rage; rant; )
    rasen; toben; schallen; brüllen; donnern
    • rasen werkwoord (rase, rasst, rast, raste, rastet, gerast)
    • toben werkwoord (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • schallen werkwoord (schalle, schallst, schallt, schallte, schalltet, geschallt)
    • brüllen werkwoord (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • donnern werkwoord (donnere, donnerst, donnert, donnerte, donnertet, gedonnert)
  7. to yell (rage; storm; rave; )
    rasen; wüten; toben; schelten; brüllen; schimpfen; tosen; ausfahren
    • rasen werkwoord (rase, rasst, rast, raste, rastet, gerast)
    • wüten werkwoord (wüte, wütest, wütet, wütete, wütetet, gewütet)
    • toben werkwoord (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • schelten werkwoord (schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
    • brüllen werkwoord (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • schimpfen werkwoord (schimpfe, schimpfst, schimpft, schimpfte, schimpftet, geschimpft)
    • tosen werkwoord (tose, tost, toste, tostet, getost)
    • ausfahren werkwoord (fahre aus, fährst aus, fährt aus, fuhr aus, fuhret aus, ausgefahren)
  8. to yell (let someone have it; bawl)
    anschreien; anschnauzen
    • anschreien werkwoord
    • anschnauzen werkwoord (schauze an, schauzt an, schauzte an, schauztet an, angeschnauzt)
  9. to yell (talk smut; rage; rant; )
    toben; wettern; sauen; ferkeln
    • toben werkwoord (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • wettern werkwoord (wettere, wetterst, wettert, wetterte, wettertet, gewettert)
    • sauen werkwoord
    • ferkeln werkwoord
  10. to yell (scream; squeal; shriek; screech)
    herausschreien
    • herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)

Conjugations for yell:

present
  1. yell
  2. yell
  3. yells
  4. yell
  5. yell
  6. yell
simple past
  1. yelled
  2. yelled
  3. yelled
  4. yelled
  5. yelled
  6. yelled
present perfect
  1. have yelled
  2. have yelled
  3. has yelled
  4. have yelled
  5. have yelled
  6. have yelled
past continuous
  1. was yelling
  2. were yelling
  3. was yelling
  4. were yelling
  5. were yelling
  6. were yelling
future
  1. shall yell
  2. will yell
  3. will yell
  4. shall yell
  5. will yell
  6. will yell
continuous present
  1. am yelling
  2. are yelling
  3. is yelling
  4. are yelling
  5. are yelling
  6. are yelling
subjunctive
  1. be yelled
  2. be yelled
  3. be yelled
  4. be yelled
  5. be yelled
  6. be yelled
diverse
  1. yell!
  2. let's yell!
  5. yelled
  6. yelling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

yell [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the yell (scream; exclamation; squeal; )
    der Schrei; der Ruf; der Ausruf
    • Schrei [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ruf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ausruf [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the yell (slogan; war cry; battle cry; whoop)
    der Kampfruf; der Kriegsruf

Vertaal Matrix voor yell:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausruf cry; exclamation; scream; screech; shriek; squeal; whoop; yell announcement; declaration; interjection; proclamation; publication
Kampfruf battle cry; slogan; war cry; whoop; yell
Kriegsruf battle cry; slogan; war cry; whoop; yell
Ruf cry; exclamation; scream; screech; shriek; squeal; whoop; yell bird call; bird whistle; brand awareness; call; call note; call of duty; call up; calling; distinction; fame; good reputation; name; rank; renown; reputation; respectability; standing
Schrei cry; exclamation; scream; screech; shriek; squeal; whoop; yell bird call; bird whistle; call; call note; calling; fame; name; reputation; respectability
- call; cry; outcry; shout; vociferation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anschnauzen bawl; let someone have it; yell burst out to; growl; growl at; jeer; jibe; shout at; shout down; snap; snap at; snarl; snarl at; sneer at; snipe
anschreien bawl; let someone have it; yell
ausfahren bawl; be furious; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; yell depart; drive to the end; drive to the finish; finish the race; go away; leave; ride out; ride to the end; ride to the finish; sail; set sail; take off
bellen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell bark; squeal
brüllen bark; bawl; be furious; bellow; boom; cry; cry out; howl; let someone have it; rage; rant; rant & rage; rave; roar; scream; shout; shriek; storm; thunder; whine; yell be furious; bellow; boo; cry; cry out; howl; let on; rage; rich; roar; roll in money; rolling in the dough; shout; shout out loud; shriek; squeal; storm; tell tales; thunder
donnern bawl; bellow; cry out; let someone have it; rage; rant; rant & rage; roar; scream; shout; shriek; yell bang; boom; crack; pop; rage; storm; thunder
dröhnen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell rattle; rumble; thunder
fegen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell get a move on; hasten; hurry; rush; wipe off
ferkeln bawl; let someone have it; rage; rant; talk smut; use obscene language; yell
grassieren bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell
hausen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell accommodate; house; lodge; shelter; take in to the house
herausschreien bellow; cry out; howl; roar; scream; screech; shout; shriek; squeal; whine; yell boo; cry out; exult; gasp; howl; jubilate; roar; shout; shout out loud; shriek; sob
heulen bellow; cry out; howl; roar; scream; shout; shriek; whine; yell bellow; blubber; cry; gasp; groan; let on; moan; roar; shout; shriek; snivel; sob; squeal; tell tales; wail; weep; whimper; whine
jagen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell chase; get a move on; haste; hasten; hurry; hurry up; hustle; make haste; race; rouse; run; run a race; rush; speed; speed up; sprint; storm; stress; urge on
jauchzen howl; whine; yell boo; exult; howl; jubilate; roar; shout
johlen bellow; cry out; howl; roar; scream; shout; shriek; whine; yell boo; exult; howl; jubilate; roar; shout
jubeln howl; whine; yell acclaim; applaud; boo; cheer; encourage; exult; howl; hurray; jubilate; roar; shout
keifen howl; whine; yell altercate; bicker; go off the deep end; make trouble; quarrel; rage; rave; storm; thunder; to be furious; wrangle
kläffen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell bark; squeal
lautauf schreien howl; whine; yell boo; call; exult; howl; jubilate; roar; shout
lärmen bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell clatter; clump; make noise
plärren cry; scream; screech; shriek; squawk; yell bleat; blubber; cry; gasp; sob; squall; wail; weep; whimper
poltern bark; bawl; bellow; boom; cry; cry out; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; yell bustle; buzz; clatter; clump
rasen bawl; be furious; bellow; cry out; let someone have it; rage; rant; rant & rage; rave; roar; scream; shout; shriek; storm; thunder; yell be furious; hustle; put a spurt on; race; rage; run; run a race; speed; speed up; spout; sprint; spurt; storm; thunder
sauen bawl; let someone have it; rage; rant; talk smut; use obscene language; yell
sausen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell crackle; drop; fall; rustle; sink; sough; tumble
schallen bawl; bellow; cry out; let someone have it; rage; rant; rant & rage; roar; scream; shout; shriek; yell be audible; chuckle; echo; laugh; make a sound; parrot; repeat; resound; reverberate; roar with laughter; say after; sound
schelten bawl; be furious; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; yell abuse; accuse; admonish; altercate; bawl; bear a grudge; bear malice; bicker; blame; blame someone of; call someone names; castigate; chide; decry; denounce; discredit; exhort; go off the deep end; grumble; harbour a grudge; hold against; make trouble; quarrel; rage; rail at; rancor; rancour; rave; rebuke; reprimand; reproach; reprove; revile; scarify; scold; storm; thunder; to be furious; warn; wrangle
schimpfen bawl; be furious; rage; rant; rave; scream; storm; thunder; yell altercate; bawl; bawl out; bellyache; bicker; bluster; call someone names; chanter; complain; go off the deep end; gripe; grouse; growl; grumble; make trouble; quarrel; rage; rave; rumble; scold; snarl; storm; storm at; swear at; tell off; thunder; tick off; to be furious; wrangle
schreien bellow; cry; cry out; howl; roar; scream; screech; shout; shriek; squawk; whine; yell bellow; boo; call; cry; exult; gasp; groan; howl; jubilate; moan; roar; shout; sob; weep
singen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell sing
skandieren bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell bellow; chant; roar
toben bawl; be furious; bellow; cry out; howl; let someone have it; rage; rant; rant & rage; rave; roar; scream; shout; shriek; storm; talk smut; thunder; use obscene language; whine; yell be furious; boo; exult; frolic; horse around; howl; jubilate; let oneself go; make noise; play; play roughly; roar; romp; romp around; run around wildly; shout
tosen bawl; be furious; bellow; cry out; rage; rant; rave; roar; scream; shout; shriek; storm; thunder; yell be furious; thunder
wettern bawl; bellow; cry out; let someone have it; rage; rant; roar; scream; shout; shriek; talk smut; use obscene language; yell badger; bawl; call someone names; chicane; grumble; nag; pester; thunder
wüten bawl; be furious; bellow; cry out; rage; rant; rave; roar; scream; shout; shriek; storm; thunder; yell be furious; rage; storm; thunder
zischen bellow; cry out; roar; scream; shout; shriek; yell
- call; cry; holler; hollo; scream; shout; shout out; squall
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- howl; scream; shriek

Verwante woorden van "yell":


Synoniemen voor "yell":


Verwante definities voor "yell":

  1. a loud utterance; often in protest or opposition1
  2. a loud utterance of emotion (especially when inarticulate)1
    • a yell of pain1
  3. utter or declare in a very loud voice1
    • You don't have to yell--I can hear you just fine1
  4. utter a sudden loud cry1
    • I yelled to her from the window but she couldn't hear me1

Wiktionary: yell

yell
verb
  1. shout (verb)
yell
noun
  1. ein plötzlich ausgestoßener, lauter Ruf als Reaktion auf äußere oder innere Reize
  1. einen plötzlichen, lauten Ruf ausstoßen (zum Beispiel Schmerzschrei)
Cross Translation:
FromToVia
• yell → heulen; zetern ↔ clamer — manifester son opinion par des termes violents, par des cris.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1114 seconde
Page rendered in 1.0 seconds