Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- withering:
- wither:
-
Wiktionary:
- wither → vertrocknen, welken, verwelken, verdorren
Engels
Uitgebreide vertaling voor withering (Engels) in het Duits
withering:
-
the withering
-
the withering (shrivelling)
Vertaal Matrix voor withering:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Schrumpfung | shrivelling; withering | crash; cut; decline; decrease; degradation; disgracement; dishonering; downfall; emotionale outburst; eruption; explosion; fall; falling-out; outburst; pay cut; salary cut; shrinkage |
Verdorren | withering | |
Zusammenschrumpfung | shrivelling; withering | |
- | atrophy | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | annihilating; annihilative; devastating | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | destoying; destructive; withering away | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verblüht | withering |
Verwante woorden van "withering":
Synoniemen voor "withering":
Verwante definities voor "withering":
withering vorm van wither:
-
to wither
-
to wither (shrivel up)
schrumpfen; einschrumpfen; falten; schwinden; eintrocknen; schrumpeln; zusammenschrumpfen; sichkrümmen; runzligwerden-
einschrumpfen werkwoord (schrumpfe ein, schrumpfst ein, schrumpft ein, schrumpfte ein, schrumpftet ein, eingeschrumpft)
-
eintrocknen werkwoord (trockne ein, trocknst ein, trocknt ein, trocknte ein, trockntet ein, eingetrocknet)
-
zusammenschrumpfen werkwoord (schrumpfe zusammen, schrumpfst zusammen, schrumpft zusammen, schrumpfte zusammen, schrumpftet zusammen, zusammengeschrumpft)
-
sichkrümmen werkwoord
-
runzligwerden werkwoord
-
to wither (languish; pine; long for; pine away; waste away)
dahinsiechen; verkümmern-
dahinsiechen werkwoord (sieche dahin, siechst dahin, siecht dahin, siechte dahin, siechtet dahin, dahingesiecht)
-
-
to wither (die; wilt)
-
to wither (disapearing; languish; pine away; waste away)
verschwinden-
verschwinden werkwoord (verschwinde, verschwindest, verschwindet, verschwand, verschwandet, verschwunden)
-
Conjugations for wither:
present
- wither
- wither
- withers
- wither
- wither
- wither
simple past
- withered
- withered
- withered
- withered
- withered
- withered
present perfect
- have withered
- have withered
- has withered
- have withered
- have withered
- have withered
past continuous
- was withering
- were withering
- was withering
- were withering
- were withering
- were withering
future
- shall wither
- will wither
- will wither
- shall wither
- will wither
- will wither
continuous present
- am withering
- are withering
- is withering
- are withering
- are withering
- are withering
subjunctive
- be withered
- be withered
- be withered
- be withered
- be withered
- be withered
diverse
- wither!
- let's wither!
- withered
- withering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor wither:
Verwante woorden van "wither":
Synoniemen voor "wither":
Verwante definities voor "wither":
Computer vertaling door derden: