Engels
Uitgebreide vertaling voor wild (Engels) in het Duits
wild:
-
wild (untamed; feral; unbroken)
-
wild (fabulous; marvellous; great; wonderful; fantastic; marvelous)
außergewöhnlich; originell; unvergleichlich; unvergleichbar-
außergewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
originell bijvoeglijk naamwoord
-
unvergleichlich bijvoeglijk naamwoord
-
unvergleichbar bijvoeglijk naamwoord
-
-
wild (seething; fierce; savage)
-
wild (haphazard; random; scattered; without pattern; without warning; suddenly; sudden; unexpected; chaotic; by surprise)
aufs Geratewohl; auf gut Glück-
aufs Geratewohl bijvoeglijk naamwoord
-
auf gut Glück bijvoeglijk naamwoord
-
-
wild (lawless; disorederly; undisciplined)
zerzaust; unordentlich; chaotisch; unbändig; verwildert-
zerzaust bijvoeglijk naamwoord
-
unordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
chaotisch bijvoeglijk naamwoord
-
unbändig bijvoeglijk naamwoord
-
verwildert bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor wild:
Verwante woorden van "wild":
Synoniemen voor "wild":
Antoniemen van "wild":
Verwante definities voor "wild":
Wiktionary: wild
wild
Cross Translation:
adjective
wild
-
not domesticated or tamed
- wild → wild
adjective
-
-
-
In Botanik und Zoologie das Gegenwort zu zahm oder veredelt: also nicht gezähmt, freilebend, frei in der Natur vorkommend, nicht veredelt
-
weder besiedelt noch landwirtschaftlich genutzt (meist auch nicht nutzbar)
-
sehr unordentlich, geradezu unbewohnbar
-
sexuell über das moralisch Erlaubte hinausgehend
-
vulgär, obszön
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wild | → wild | ↔ wild — onbeschaafd, bruusk |
• wild | → rasend; stürmisch; toll; wütend | ↔ furieux — Qui est en fureur ; qui est en furie. |
• wild | → wild | ↔ sauvage — Se dit de certains animaux qui vivent en liberté dans les bois, dans le désert, etc. |