Wag in het Duits vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

wag:
- Schalk; Scherzbold; Spaßvogel; Schlauberger
Wiktionary:
- wag → wedeln, schwänzen, wackeln
- wag → schwänzeln, wedeln, schweifwedeln, schlingen, schwingen, agitieren, aufwiegeln, in Wallung bringen, in Aufruhr versetzen, in Unruhe versetzen, aufwühlen, schwänzen

Engels

Uitgebreide vertaling voor wag (Engels) in het Duits

the wag
der Schalk; der Scherzbold
- Schalk [der ~] zelfstandig naamwoord
- Scherzbold [der ~] zelfstandig naamwoord
the wag (wags; queer chap; queer fellow)
der Schalk; der Spaßvogel
- Schalk [der ~] zelfstandig naamwoord
- Spaßvogel [der ~] zelfstandig naamwoord
the wag (rogue; slyboots; rascal; queer chap; queer fellow)
der Schalk; der Schlauberger; der Scherzbold
- Schalk [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schlauberger [der ~] zelfstandig naamwoord
- Scherzbold [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Schalk	queer chap; queer fellow; rascal; rogue; slyboots; wag; wags	bastard; buffoon; cad; clown; comedian; comic; cur; dumbo; fool; funnyman; idiot; joker; numbskull; nutcase; rascal; rattle-brain; rogue; scoundrel; screw; silly man; simple mind; simpleton; skunk; sly dog; stinker; villain
Scherzbold	queer chap; queer fellow; rascal; rogue; slyboots; wag	clown; comedian; comic; funnyman; joker; rascal; rogue
Schlauberger	queer chap; queer fellow; rascal; rogue; slyboots; wag	clever fox; clever foxes; cunning persons; dodgers; foxes; glib fellows; screw; slick fellows; slick operator; sly dog; slyboots; smart customers; smart fellows
Spaßvogel	queer chap; queer fellow; wag; wags	affected person; clown; comedian; comic; dumbo; exagerator; fool; funny-man; funnyman; idiot; joker; numbskull; nutcase; play-actor; rattle-brain; silly man; simple mind; simpleton
-	card; shake; waggle; wit
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	waggle
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	jester; joker; practical joker; wave; waving

wag

verb

wag

verb

umgangssprachlich: etwas schwänzen: etw. trotz Verpflichtung nicht besuchen
- schwänzen → play hooky; skip; wag
sich hin und her neigen
- wackeln → wag; judder
(intransitiv) mit einem Körperteil oder einem leichten Gegenstand hin und her schwingen
- wedeln → wave; wag

Cross Translation:

From	To	Via
• wag	→ schwänzeln; wedeln	↔ kwispelstaarten — met de staart heen en weer bewegen als teken van vrolijkheid
• wag	→ wedeln; schweifwedeln; schwänzeln	↔ kwispelen — druk met de staart zwaaien.
• wag	→ schlingen; schwingen; agitieren; aufwiegeln; in Wallung bringen; in Aufruhr versetzen; in Unruhe versetzen; aufwühlen	↔ agiter — Traductions à trier suivant le sens
• wag	→ schwänzen	↔ faire l’école buissonnière — manquer l’école volontairement.