Tremble in het Duits vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

tremble:
- schwabbeln; stoßen; erschüttern; hin und her bewegen; beben; vibrieren; zittern; bibbern; frösteln; zucken; schütteln; erschrecken; schockieren; einen Schreck einjagen; flimmern
- Schlottern; Zittern
Wiktionary:
- tremble → zittern, beben
- tremble → Zittern
- tremble → schlottern, beben, zittern, frémir, gruseln, zucken, erbeben, erschaudern, erzittern

Engels

Uitgebreide vertaling voor tremble (Engels) in het Duits

tremble:

to tremble werkwoord (trembles, trembled, trembling)

to tremble (palpitate; throb)
schwabbeln
- schwabbeln werkwoord
to tremble (shake)
stoßen; erschüttern; hin und her bewegen; beben; vibrieren
- stoßen werkwoord (stoße, stößt, stieß, stießt, gestoßen)
- erschüttern werkwoord
- hin und her bewegen werkwoord
- beben werkwoord (bebe, bebst, bebt, bebte, bebtet, gebebt)
- vibrieren werkwoord (vibriere, vibrierst, vibriert, vibrierte, vibriertet, vibriert)
to tremble (shiver; quiver; shudder; shake)
zittern; beben; bibbern; frösteln; zucken; vibrieren
- zittern werkwoord (zittere, zitterst, zittert, zitterte, zittertet, gezittert)
- beben werkwoord (bebe, bebst, bebt, bebte, bebtet, gebebt)
- bibbern werkwoord
- frösteln werkwoord (fröstle, fröstelst, fröstelt, fröstelte, frösteltet, gefröstelt)
- zucken werkwoord (zucke, zuckst, zuckt, zuckte, zucktet, gezuckt)
- vibrieren werkwoord (vibriere, vibrierst, vibriert, vibrierte, vibriertet, vibriert)
to tremble (shake; shiver)
schütteln; beben; bibbern
- schütteln werkwoord
- beben werkwoord (bebe, bebst, bebt, bebte, bebtet, gebebt)
- bibbern werkwoord
to tremble (frighten; startle; jolt; shake)
erschrecken; schockieren; einen Schreck einjagen; erschüttern
- erschrecken werkwoord
- schockieren werkwoord (schockiere, schockierst, schockiert, schockierte, schockiertet, schockiert)
- einen Schreck einjagen werkwoord
- erschüttern werkwoord
to tremble (vibrate; shiver; quaver; shake; quiver; shudder)
vibrieren; zittern; zucken
- vibrieren werkwoord (vibriere, vibrierst, vibriert, vibrierte, vibriertet, vibriert)
- zittern werkwoord (zittere, zitterst, zittert, zitterte, zittertet, gezittert)
- zucken werkwoord (zucke, zuckst, zuckt, zuckte, zucktet, gezuckt)
to tremble (quake; quiver; shudder; shake)
beben; zittern; zucken; flimmern; vibrieren
- beben werkwoord (bebe, bebst, bebt, bebte, bebtet, gebebt)
- zittern werkwoord (zittere, zitterst, zittert, zitterte, zittertet, gezittert)
- zucken werkwoord (zucke, zuckst, zuckt, zuckte, zucktet, gezuckt)
- flimmern werkwoord (flimmre, flimmerst, flimmert, flimmerte, flimmertet, geflimmert)
- vibrieren werkwoord (vibriere, vibrierst, vibriert, vibrierte, vibriertet, vibriert)

Conjugations for tremble:

present

tremble
tremble
trembles
tremble
tremble
tremble

simple past

trembled
trembled
trembled
trembled
trembled
trembled

present perfect

have trembled
have trembled
has trembled
have trembled
have trembled
have trembled

past continuous

was trembling
were trembling
was trembling
were trembling
were trembling
were trembling

future

shall tremble
will tremble
will tremble
shall tremble
will tremble
will tremble

continuous present

am trembling
are trembling
is trembling
are trembling
are trembling
are trembling

subjunctive

be trembled
be trembled
be trembled
be trembled
be trembled
be trembled

diverse

tremble!
let's tremble!
trembled
trembling

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

tremble [the ~] zelfstandig naamwoord

the tremble (shiver; quiver; shake; shudder; tremor)
Schlottern; Zittern
- Schlottern [das ~] zelfstandig naamwoord
- Zittern [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tremble:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Schlottern	quiver; shake; shiver; shudder; tremble; tremor
Zittern	quiver; shake; shiver; shudder; tremble; tremor	quivers; shake; shivers; tremor
-	shake; shiver
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beben	quake; quiver; shake; shiver; shudder; tremble	shiver
bibbern	quiver; shake; shiver; shudder; tremble
einen Schreck einjagen	frighten; jolt; shake; startle; tremble
erschrecken	frighten; jolt; shake; startle; tremble	alarm; be frightened; be scared; disconcert; frighten; frighten somebody; make frightened; scare; startle; startle somebody
erschüttern	frighten; jolt; shake; startle; tremble	annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock
flimmern	quake; quiver; shake; shudder; tremble	beam; dawn; flare; flicker; give off light; glimmer; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate
frösteln	quiver; shake; shiver; shudder; tremble	shiver
hin und her bewegen	shake; tremble
schockieren	frighten; jolt; shake; startle; tremble	affront; annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock
schwabbeln	palpitate; throb; tremble
schütteln	shake; shiver; tremble	jolt; lurch; rock
stoßen	shake; tremble	bang into; bump into; bump up against; collide; crash; dig; give a push; jab; kick; kick hard; lead straight; nudge; poke; prod; punch; push; push on; push to; step; thump
vibrieren	quake; quaver; quiver; shake; shiver; shudder; tremble; vibrate
zittern	quake; quaver; quiver; shake; shiver; shudder; tremble; vibrate	shiver; vibrate with heat
zucken	quake; quaver; quiver; shake; shiver; shudder; tremble; vibrate	convulse; twitch
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	quiver; vibration

Verwante woorden van "tremble":

trembling, trembles

Synoniemen voor "tremble":

shiver; shake; reflex; instinctive reflex; innate reflex; inborn reflex; unconditioned reflex; physiological reaction
shake; agitate

Verwante definities voor "tremble":

a reflex motion caused by cold or fear or excitement¹
move or jerk quickly and involuntarily up and down or sideways¹
- His hands were trembling when he signed the document¹

Wiktionary: tremble

tremble

verb

to shake
- tremble → zittern

noun

a shake
- tremble → Zittern

tremble

aus Angst oder wegen Aufregung zittern
- schlottern → shiver; tremble

verb

sich durch äußere, physikalische Einwirkung erschüttern, heftig zittern, vibrieren
- beben → tremble
kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen
- zittern → tremble

Cross Translation:

From	To	Via
• tremble	→ beben; zittern	↔ bibberen — hevig trillen van kou of angst
• tremble	→ frémir; zittern; beben	↔ beven — hard en heftig trillen
• tremble	→ gruseln	↔ frémir — Faire entendre une succession de petits bruits
• tremble	→ zittern; beben; schlottern; zucken	↔ trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général)
• tremble	→ erbeben; erschaudern; erzittern; zucken	↔ tressaillir — éprouver une agitation vif et passager à la suite d’une émotion subite.

Verwante vertalingen van tremble

tremble loose

Remove Ads

Vertaal tremble van Engels naar Duits

Uitgebreide vertaling voor tremble (Engels) in het Duits

tremble:

to tremble werkwoord (trembles, trembled, trembling)

to tremble (palpitate; throb)

to tremble (shake)

to tremble (shiver; quiver; shudder; shake)

to tremble (shake; shiver)

to tremble (frighten; startle; jolt; shake)

to tremble (vibrate; shiver; quaver; shake; quiver; shudder)

to tremble (quake; quiver; shudder; shake)

Conjugations for tremble:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

tremble [the ~] zelfstandig naamwoord

the tremble (shiver; quiver; shake; shudder; tremor)

Vertaal Matrix voor tremble:

Verwante woorden van "tremble":

Synoniemen voor "tremble":

Verwante definities voor "tremble":

Wiktionary: tremble

Verwante vertalingen van tremble