Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- thwarting:
- thwart:
-
Wiktionary:
- thwart → durchkreuzen, entgegenwirken, vereiteln, konterkarieren, hintertreiben
- thwart → behindern, stören, entgegenarbeiten, querschlagen, sabotieren, verhindern, abwehren
Engels
Uitgebreide vertaling voor thwarting (Engels) in het Duits
thwarting:
-
the thwarting (hindrance; impediment; obstruction; obstacle; trouble; block; stonewalling)
Vertaal Matrix voor thwarting:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Behinderung | block; hindrance; impediment; obstacle; obstruction; stonewalling; thwarting; trouble | barrier; barrier obstacles; bother; hindrance; impediment; nuisance; obstacle; trouble |
Belästigung | block; hindrance; impediment; obstacle; obstruction; stonewalling; thwarting; trouble | agony; bother; difficulty; hindrance; impediment; inconvenience; load; nuisance; obstacle; pain; torment; torture; trouble; weight |
Erschwerung | block; hindrance; impediment; obstacle; obstruction; stonewalling; thwarting; trouble | weighting |
Störung | block; hindrance; impediment; obstacle; obstruction; stonewalling; thwarting; trouble | annoyance; bother; chagrin; disorder; disturbance; drag; hindrance; interference; interruption; intrusion; irritation; malfunction; nuisance; obstacle; trouble; vexation |
- | foiling; frustration | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | frustrating; frustrative |
Verwante woorden van "thwarting":
Synoniemen voor "thwarting":
Verwante definities voor "thwarting":
thwart:
-
to thwart (make more difficult; hinder; make harder; make heavier)
-
to thwart (hinder; oppose; sabotage; prevent; cross; stem; upset; stop)
behindern; konterkarieren; entgegenwirken; hintertreiben; entgegenarbeiten-
konterkarieren werkwoord
-
entgegenwirken werkwoord
-
hintertreiben werkwoord (treibe hinter, treibst hinter, treibt hinter, trieb hinter, triebt hinter, hintergetrieben)
-
entgegenarbeiten werkwoord
-
to thwart (counteract; withstand; resist; oppose)
entgegenwirken; aufmucken; Widerstand leisten; umstellen; auflehnen; aufmucksen; entgegenarbeiten; sichwidersetzen-
entgegenwirken werkwoord
-
Widerstand leisten werkwoord (leiste Widerstand, leistest Widerstand, leistet Widerstand, leistete Widerstand, leistetet Widerstand, Widerstand geleistet)
-
entgegenarbeiten werkwoord
-
sichwidersetzen werkwoord
-
-
to thwart (make impossible; hinder; hamper; block)
-
to thwart
vereiteln; hintertreiben; sabotieren-
hintertreiben werkwoord (treibe hinter, treibst hinter, treibt hinter, trieb hinter, triebt hinter, hintergetrieben)
Conjugations for thwart:
present
- thwart
- thwart
- thwarts
- thwart
- thwart
- thwart
simple past
- thwarted
- thwarted
- thwarted
- thwarted
- thwarted
- thwarted
present perfect
- have thwarted
- have thwarted
- has thwarted
- have thwarted
- have thwarted
- have thwarted
past continuous
- was thwarting
- were thwarting
- was thwarting
- were thwarting
- were thwarting
- were thwarting
future
- shall thwart
- will thwart
- will thwart
- shall thwart
- will thwart
- will thwart
continuous present
- am thwarting
- are thwarting
- is thwarting
- are thwarting
- are thwarting
- are thwarting
subjunctive
- be thwarted
- be thwarted
- be thwarted
- be thwarted
- be thwarted
- be thwarted
diverse
- thwart!
- let's thwart!
- thwarted
- thwarting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the thwart (rowing-bench)
Vertaal Matrix voor thwart:
Verwante woorden van "thwart":
Synoniemen voor "thwart":
Verwante definities voor "thwart":
Wiktionary: thwart
thwart
Cross Translation:
verb
thwart
-
to prevent; to halt; to cause failure
- thwart → durchkreuzen; entgegenwirken; vereiteln; konterkarieren
verb
-
etwas zu verhindern, untergraben suchen
-
versuchen, etwas mit unehrlichen oder unfairen Mitteln zu vereiteln, verhindern
-
(transitiv): zum Scheitern bringen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• thwart | → behindern; stören; entgegenarbeiten; querschlagen; sabotieren | ↔ dwarsbomen — tegenwerken, moeilijkheden geven |
• thwart | → verhindern; abwehren | ↔ afweren — een aanval neutraliseren |