Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal studying

Vertaal studying van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. studying:
  2. study:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor studying (Engels) in het Duits

studying:

studying [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the studying (learning)
    Studieren; Lernen
    • Studieren [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Lernen [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. the studying
    Studium
    • Studium [das ~] zelfstandig naamwoord

studying werkwoord

  1. studying (teach)
    unterrichten; lehren; unterweisen
    • unterrichten werkwoord (unterrichte, unterrichtest, unterrichtet, unterrichtete, unterrichtetet, unterrichtet)
    • lehren werkwoord (lehre, lehrst, lehrt, lehrte, lehrtet, gelehrt)
    • unterweisen werkwoord (unterweise, unterweist, unterwies, unterwiest, unterwiesen)

Vertaal Matrix voor studying:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Lernen learning; studying
Studieren learning; studying
Studium studying course; study
- perusal; perusing; poring over
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lehren studying; teach brief; educate; explain; inform; instruct; learn; prepare; teach; train
unterrichten studying; teach brief; explain; inform; instruct; learn; prepare; qualify; study; teach; train
unterweisen studying; teach brief; explain; inform; instruct; learn; prepare; teach; train

Verwante woorden van "studying":


Synoniemen voor "studying":

  • perusal; perusing; poring over; reading

Verwante definities voor "studying":

  1. reading carefully with intent to remember1

Wiktionary: studying

studying
noun
  1. the action of the verb to study

studying vorm van study:

study werkwoord

  1. study
    studieren; lesen; erforschen; erproben; nachforschen
    • studieren werkwoord (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)
    • lesen werkwoord (lese, liest, las, last, gelesen)
    • erforschen werkwoord (erforsche, erforscht, erforschte, erforschtet, erforscht)
    • erproben werkwoord (erprobe, erprobst, erprobt, erprobte, erprobtet, erprobt)
    • nachforschen werkwoord (forsche nach, forschst nach, forscht nach, forschte nach, forschtet nach, nachgeforscht)
  2. study (learn; train)
    studieren; lernen; büffeln; erlernen
    • studieren werkwoord (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)
    • lernen werkwoord (lerne, lernst, lernt, lernte, lerntet, gelernt)
    • büffeln werkwoord (büffele, büffelst, büffelt, büffelte, büffeltet, gebüffelt)
    • erlernen werkwoord (erlerne, erlernest, erlernet, erlernete, erlernetet, erlernt)
  3. study (investigate; research)
    untersuchen; forschen; ausforschen
    • untersuchen werkwoord (untersuche, untersuchst, untersucht, untersuchte, untersuchtet, untersucht)
    • forschen werkwoord (forsche, forschst, forscht, forschte, forschtet, geforscht)
    • ausforschen werkwoord (forsche aus, forscht aus, forschte aus, forschtet aus, ausgeforscht)
  4. study (learn; acquire; pick up; get the hang of)
    lernen; studieren; erlernen; aneignen; anlernen; einpauken
    • lernen werkwoord (lerne, lernst, lernt, lernte, lerntet, gelernt)
    • studieren werkwoord (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)
    • erlernen werkwoord (erlerne, erlernest, erlernet, erlernete, erlernetet, erlernt)
    • aneignen werkwoord (eigne an, eignst an, eignt an, eignte an, eigntet an, angeeignet)
    • anlernen werkwoord (lerne an, lernst an, lernt an, lernte an, lerntet an, angelernt)
    • einpauken werkwoord (pauke ein, paukst ein, paukt ein, paukte ein, pauktet ein, eingepaukt)
  5. study (practise; learn; practice)
    studieren; lernen
    • studieren werkwoord (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)
    • lernen werkwoord (lerne, lernst, lernt, lernte, lerntet, gelernt)
  6. study (swot; learn)
    büffeln; ochsen
    • büffeln werkwoord (büffele, büffelst, büffelt, büffelte, büffeltet, gebüffelt)
    • ochsen werkwoord
  7. study (learn; qualify)
    studieren; unterrichten
    • studieren werkwoord (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)
    • unterrichten werkwoord (unterrichte, unterrichtest, unterrichtet, unterrichtete, unterrichtetet, unterrichtet)
  8. study (cram up a lesson; learn)
    lernen; studieren; einstudieren
    • lernen werkwoord (lerne, lernst, lernt, lernte, lerntet, gelernt)
    • studieren werkwoord (studiere, studierst, studiert, studierte, studiertet, studiert)
    • einstudieren werkwoord (studiere ein, studierst ein, studiert ein, studierte ein, studiertet ein, einstudiert)
  9. study (research)
    nachspüren; erforschen; nachforschen; erproben
    • nachspüren werkwoord (spüre nach, spürst nach, spürt nach, spürte nach, spürtet nach, nachgespürt)
    • erforschen werkwoord (erforsche, erforscht, erforschte, erforschtet, erforscht)
    • nachforschen werkwoord (forsche nach, forschst nach, forscht nach, forschte nach, forschtet nach, nachgeforscht)
    • erproben werkwoord (erprobe, erprobst, erprobt, erprobte, erprobtet, erprobt)

study [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the study (course)
    der Kursus; Studium; der Lehrgang; der Kurs
    • Kursus [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Studium [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Lehrgang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kurs [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the study (practice piece)
    die Studie; Übungsstück
  3. the study (doctor's practice; training)
    die Praxis; die Arztpraxis
  4. the study
    – a room used for reading and writing and studying 1
    Studierzimmer; Arbeitszimmer

Vertaal Matrix voor study:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbeitszimmer study studies
Arztpraxis doctor's practice; study; training
Kurs course; study conversion rate; course; currency; curriculum; direction; education; exchange rate; instruction; lesson; market quotation; price; quotation; rate; rate of exchange; stock price; teaching; tuition; value
Kursus course; study
Lehrgang course; study
Praxis doctor's practice; study; training experience; practical experience; practice; practise; routine; skill
Studie practice piece; study
Studierzimmer study studies
Studium course; study studying
Übungsstück practice piece; study
- bailiwick; cogitation; discipline; field; field of study; report; sketch; subject; subject area; subject field; survey; work; written report
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aneignen acquire; get the hang of; learn; pick up; study acquire; obtain; occupate; seize; seize upon; take possession
anlernen acquire; get the hang of; learn; pick up; study brief; explain; inform; instruct; learn; prepare; teach; train
ausforschen investigate; research; study get at the root of; get to the bottom; grant; hear; inquire; interpellate; interrogate; investigate; question; subsidise; subsidize
büffeln learn; study; swot; train being hard on someone; deal strictly with; plod at
einpauken acquire; get the hang of; learn; pick up; study brief; explain; inform; instruct; learn; prepare; teach; train
einstudieren cram up a lesson; learn; study brief; exercise; explain; inform; instruct; lead up; learn; practice; practise; prepare; redo; rehearse; repeat; resume; teach; train; tutor
erforschen research; study affirm; check; check out; disentangle; disentwine; go through again; inquire; investigate; spy on; trace; unravel
erlernen acquire; get the hang of; learn; pick up; study; train brief; explain; inform; instruct; learn; prepare; teach; train
erproben research; study attempt; check; control; count again; endeavor; endeavour; examine; inquire; inspect; pretest; proof; put to the test; recount; strive; test; try; try out; try s.o.'s mettle; verify
forschen investigate; research; study affirm; attempt; check; check out; disentangle; disentwine; endeavor; endeavour; examine; go through again; inquire; investigate; pretest; strive; test; trace; try; try out; unravel
lernen acquire; cram up a lesson; get the hang of; learn; pick up; practice; practise; study; train absorb; brief; collect; explain; fix; gain; inform; instruct; learn; prepare; receive; remedy; teach; train
lesen study collect; gather; glean; read; read together
nachforschen research; study affirm; check; check out; go through again; inquire; investigate; research; search for; sniff around; trace
nachspüren research; study affirm; check; check out; go through again; inquire; investigate; trace
ochsen learn; study; swot
studieren acquire; cram up a lesson; get the hang of; learn; pick up; practice; practise; qualify; study; train absorb; collect; exercise; gain; learn; practice; practise; receive; rehearse; train
unterrichten learn; qualify; study brief; explain; inform; instruct; learn; prepare; studying; teach; train
untersuchen investigate; research; study affirm; check; check out; control; examine; go through again; inquire; inspect; investigate; prospect; test; trace; try; verify
- analyse; analyze; canvas; canvass; consider; contemplate; examine; hit the books; learn; meditate; read; take
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- rehearse

Verwante woorden van "study":


Synoniemen voor "study":


Verwante definities voor "study":

  1. a detailed critical inspection1
  2. preliminary drawing for later elaboration1
    • he made several studies before starting to paint1
  3. a room used for reading and writing and studying1
    • he knocked lightly on the closed door of the study1
  4. a state of deep mental absorption1
    • she is in a deep study1
  5. applying the mind to learning and understanding a subject (especially by reading)1
    • no schools offer graduate study in interior design1
  6. attentive consideration and meditation1
  7. a branch of knowledge1
    • anthropology is the study of human beings1
  8. a composition intended to develop one aspect of the performer's technique1
    • a study in spiccato bowing1
  9. a written document describing the findings of some individual or group1
    • this accords with the recent study by Hill and Dale1
  10. someone who memorizes quickly and easily (as the lines for a part in a play)1
    • he is a quick study1
  11. be a student of a certain subject1
  12. learn by reading books1
    • He is studying geology in his room1
  13. be a student; follow a course of study; be enrolled at an institute of learning1
  14. consider in detail and subject to an analysis in order to discover essential features or meaning1
  15. think intently and at length, as for spiritual purposes1
    • He is meditating in his study1
  16. give careful consideration to1

Wiktionary: study

study
verb
  1. to take a course
  2. to acquire knowledge
  3. look at minutely
noun
  1. mental effort to acquire knowledge
  2. room
  3. artwork
study
verb
  1. gezielt einen vorgegebenen Lernstoff erarbeiten und verinnerlichen
  2. Wissenschaft: wahrnehmen oder messen
  3. (transitiv) (intransitiv) eine Hochschulausbildung machen, Student sein; an einer Hochschule Themen und Methoden eines oder mehrerer Fachgebiete erlernen
noun
  1. die genauere Betrachtung, Beobachtung oder das Betasten zur Bestimmung eines Sachverhalts oder Objektes
  2. wissenschaftliche Untersuchung
  3. ein Raum eines Hauses, in dem berufliche Arbeiten ausgeführt werden
Cross Translation:
FromToVia
• study → studieren ↔ studeren — het volgen van een opleiding en verwerven van kennis, gewoonlijk aan een universiteit als voornaamste bezigheid
• study → Studiezimmer ↔ studeerkamer — een ruimte om te studeren
• study → studieren ↔ bestuderen — er een studie over maken
• study → forschen; ausforschen; erforschen; unterforschen; untersuchen; examinieren; inspizieren; nachsehen; prüfen; überprüfen; nachprüfen; betrachten; beschauen; mustern; besichtigen; durchgehen; durchsehen; begutachten; vergleichen ↔ examiner — observer avec attention, avec réflexion.
• study → forschen; untersuchen; ausforschen; erforschen; unterforschen ↔ explorer — parcourir une région inconnue qu’on venir de découvrir pour en connaître la situation, l’étendue, les mœurs, etc.
• study → Nachsuchung; Suche; Suchen; Erforschung; Nachforschung; Untersuchung ↔ recherche — action de rechercher.
• study → Büro; Einstudierung; Etüde; Forschung; Kanzlei; Lernen; Praxis; Projektierung; Studie; Studienzeit; Studium ↔ étude — apprentissage, travail pour apprendre ou approfondir des savoirs.
• study → studieren ↔ étudier — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van studying







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1108 seconde
Page rendered in 1.0 seconds