Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal stinging

Vertaal stinging van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stinging:
  2. sting:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor stinging (Engels) in het Duits

stinging:

stinging bijvoeglijk naamwoord

  1. stinging (cutting)
    stechend; stachlig
  2. stinging (sarcastic; thorny; prickly)
    sarkastisch; schneidend; stoppelig; scharf; anzüglich; ätzend; bissig; gehässig; stachlig; beißend
  3. stinging (cutting; sharp)
    schneidend; mit schneidender Stimme

stinging [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stinging (pricking; sticking)
    Stechen
    • Stechen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stinging:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Stechen pricking; sticking; stinging
- sting
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- cutting; edged
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anzüglich prickly; sarcastic; stinging; thorny brutal; inhuman; pityless; ruthless; shrill
beißend prickly; sarcastic; stinging; thorny biting; brutal; corroding; corrosive; cutting; dead sharp; dire; embittered; exasperated; fierce; grinding; inhuman; piercing; pityless; ruthless
bissig prickly; sarcastic; stinging; thorny acrid; biting; brusque; brutal; catty; corroding; corrosive; currish; curt; cutting; embittered; exasperated; fierce; inhuman; nipping; pityless; querulous; ruthless; snappish; snappy
gehässig prickly; sarcastic; stinging; thorny angry; cunning; enraged; false; hateful; invidious; irate; livid; low; malicious; mean; nasty; pedestrian; seething; sharp; shrewd; slippery; sly; snide; spiteful; underhand; vicious; vile
mit schneidender Stimme cutting; sharp; stinging
sarkastisch prickly; sarcastic; stinging; thorny biting; corroding; corrosive
scharf prickly; sarcastic; stinging; thorny abominable; acrid; agressive; appetising; appetizing; barbaric; biting; bitty; broiling; brusque; brutal; burning; corroding; corrosive; cruel; curt; cutting; dead sharp; fierce; garish; glaring; gruesome; heinous; huge; inhuman; inhumane; nipping; offensive; peppered; peppery; piquant; scalding; seasoned; sharp; sharp-edged; shrill; snappish; snappy; spiced; spicy; staring; terrible; tremendous; uncontrolled; violent; well cutting
schneidend cutting; prickly; sarcastic; sharp; stinging; thorny biting; corroding; corrosive; crossing; sharp; sharp-edged
stachlig cutting; prickly; sarcastic; stinging; thorny spinous; thorny
stechend cutting; stinging burrowing; irritating; provocating; smarting
stoppelig prickly; sarcastic; stinging; thorny agressive; bristly; bushy; offensive; stubbly; unshaved; unshaven; violent
ätzend prickly; sarcastic; stinging; thorny biting; corroding; corrosive; dense; dull; obtuse; stupid

Verwante woorden van "stinging":


Synoniemen voor "stinging":


Verwante definities voor "stinging":

  1. (of speech) harsh or hurtful in tone or character1
    • a stinging comment1
  2. a kind of pain; something as sudden and painful as being stung1
    • he felt the stinging of nettles1

stinging vorm van sting:

to sting werkwoord (stings, stinged, stinging)

  1. to sting (prick; cut)
    stecken; stechen; spritzen; einstechen; sticheln; verletzen; strecken
    • stecken werkwoord (stecke, steckst, steckt, steckte, stecktet, gesteckt)
    • stechen werkwoord (steche, stichst, sticht, stach, stacht, gestochen)
    • spritzen werkwoord (spritze, spritzt, spritzte, spritztet, gespritzt)
    • einstechen werkwoord (steche ein, stichst ein, sticht ein, stach ein, stacht ein, eingestochen)
    • sticheln werkwoord (stichele, stichelst, stichelt, stichelte, sticheltet, gestichelt)
    • verletzen werkwoord (verletze, verletzt, verletzte, verletztet, verletzt)
    • strecken werkwoord (strecke, streckst, streckt, streckte, strecktet, gestreckt)
  2. to sting (cut; reap)
    schneiden; abschneiden
    • schneiden werkwoord (schneide, schneidest, schneidet, schnitt, schnittet, geschnitten)
    • abschneiden werkwoord (schneide ab, schneidest ab, schneidet ab, schnitt ab, schnittet ab, abgeschnitten)
  3. to sting (broach a subject; raise; put forward; )
    zur Sprache bringen; aufs Tapet bringen

Conjugations for sting:

present
  1. sting
  2. sting
  3. stings
  4. sting
  5. sting
  6. sting
simple past
  1. stinged
  2. stinged
  3. stinged
  4. stinged
  5. stinged
  6. stinged
present perfect
  1. have stinged
  2. have stinged
  3. has stinged
  4. have stinged
  5. have stinged
  6. have stinged
past continuous
  1. was stinging
  2. were stinging
  3. was stinging
  4. were stinging
  5. were stinging
  6. were stinging
future
  1. shall sting
  2. will sting
  3. will sting
  4. shall sting
  5. will sting
  6. will sting
continuous present
  1. am stinging
  2. are stinging
  3. is stinging
  4. are stinging
  5. are stinging
  6. are stinging
subjunctive
  1. be stinged
  2. be stinged
  3. be stinged
  4. be stinged
  5. be stinged
  6. be stinged
diverse
  1. sting!
  2. let's sting!
  5. stinged
  6. stinging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

sting [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sting (thorn)
    der Stachel
    • Stachel [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the sting (knife stab; stab)
    der Stich; der Messerstich
  3. the sting (barb; fish-hook)
    der Haken; der Angelhaken
    • Haken [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Angelhaken [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. the sting (fish hook; barb; crook; fish-hook; hook)
    der Haken; der Widerhaken; die Angel; der Angelhaken
    • Haken [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Widerhaken [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Angel [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Angelhaken [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sting:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angel barb; crook; fish hook; fish-hook; hook; sting casting rod; hinge
Angelhaken barb; crook; fish hook; fish-hook; hook; sting
Haken barb; crook; fish hook; fish-hook; hook; sting hook; peg; small hook
Messerstich knife stab; stab; sting
Stachel sting; thorn
Stich knife stab; stab; sting start of deterioration; stitch; stitching; suture
Widerhaken barb; crook; fish hook; fish-hook; hook; sting
- bite; insect bite; pang; stinging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abschneiden cut; reap; sting cut off; trim; truncate
aufs Tapet bringen bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up
einstechen cut; prick; sting introduce; put in; stick in
schneiden cut; reap; sting bite; boast; brag; clip; coldshoulder; cut; cut back; cut close; cut off; cut up; disregard; etch; exagerate; ignore; pare; play with effect; prune; skim; style someone's hair; talk big; trim
spritzen cut; prick; sting administer a medecin w a syringe; crackle; get a move on; gush; hasten; hurry; inject; play with water; race; run; rush; spatter; splash; spout; sprinkle; sprint; spurt; sputter; water; wet
stechen cut; prick; sting be trump; be trump card; engrave; etch; incise; inscribe; pierce; ride a jump-off
stecken cut; prick; sting blab; bring down; disclose; fork; give away; hang up; inform against; pin up; prick; reveal; squeal; take down
sticheln cut; prick; sting make spiteful remarks
strecken cut; prick; sting adulterate; clamp; dilute; extend; fix; remedy; strain; stretch; stretch o.s. out; tighten; water down
verletzen cut; prick; sting ache; aggrieve; break in; bruise; cause damage; contuse; damage; defamate; dishonor; dishonour; do harm; harm; hurt; injure; insult; maul; offend; rape; ravish; slander; torment; torture; violate; wound
zur Sprache bringen bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; put forward; put on the table; raise; reap; sting; throw up; toss in the air; toss up bring up; broach; raise
- bite; burn; prick; stick; twinge
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- prick

Verwante woorden van "sting":


Synoniemen voor "sting":


Verwante definities voor "sting":

  1. a painful wound caused by the thrust of an insect's stinger into skin1
  2. a mental pain or distress1
  3. a kind of pain; something as sudden and painful as being stung1
    • the sting of death1
  4. saddle with something disagreeable or disadvantageous1
  5. deliver a sting to1
  6. cause an emotional pain, as if by stinging1
  7. cause a sharp or stinging pain or discomfort1
  8. cause a stinging pain1

Wiktionary: sting

sting
noun
  1. bump on skin after having been stung
  2. bite or sting (by an insect)
  3. police operation
verb
  1. to hurt
  2. of an insect: to bite
sting
verb
  1. (umgangssprachlich) schmerzen, wobei der Schmerz durch Piksen[1] verursacht wurde oder an einen solchen Schmerz erinnert
  2. einen spitzen Gegenstand wie eine Nadel in einen anderen Gegenstand treiben
noun
  1. kurze, markante Abfolge von Tönen
  2. das Eindringen eines spitzen Gegenstandes in einen Körper
  3. eine Verletzung durch einen Insektenstich
  4. spitzes Gebilde am Hinterteil von Tieren, verwendet zur Abwehr von Feinden, oder zur Ablage von Eiern
  5. umgangssprachlich: spitzes Gebilde beim Kopf von Tieren, meist zum Blutsaugen verwendet
Cross Translation:
FromToVia
• sting → stacheln; stechen ↔ steken — doorboren, prikken
• sting → Wehrstachel; Stachel ↔ angel — het orgaan waarmee wespen, bijen en soortgelijke dieren steken
• sting → steppen; stacheln; stechen; stecken; sticheln ↔ piquer — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van stinging







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0683 seconde
Page rendered in 1.0 seconds