Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal spruces

Vertaal spruces van Engels naar Duits

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

spruce:
- Fichte; Tannenbaum
- schleimig
Wiktionary:
- spruce → Fichte, Fichtenholz
- spruce → fichten
- spruce → Fichtenbaum, Fichte, Tanne, Edeltanne, Fichten

Engels

Uitgebreide vertaling voor spruces (Engels) in het Duits

spruces vorm van spruce:

spruce [the ~] zelfstandig naamwoord

the spruce (spruce-fir; fir)

– any coniferous tree of the genus Picea ¹
die Fichte; der Tannenbaum
- Fichte [die ~] zelfstandig naamwoord
- Tannenbaum [der ~] zelfstandig naamwoord

spruce bijvoeglijk naamwoord

spruce (smart)

– marked by up-to-dateness in dress and manners ¹
schleimig
- schleimig bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor spruce:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Fichte	fir; spruce; spruce-fir
Tannenbaum	fir; spruce; spruce-fir	Christmas-tree; fir tree; pine tree
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	slick up; smarten up; spiff up; spruce up; titivate; tittivate
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	dapper; dashing; jaunty; natty; raffish; rakish; snappy; spiffy
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
schleimig	smart; spruce	coaxing; fawning; mucous; slimy; wheedling

Verwante woorden van "spruce":

spruceness, spruces, sprucer, sprucest, sprucely

Synoniemen voor "spruce":

dapper; dashing; jaunty; natty; raffish; rakish; spiffy; snappy; fashionable; stylish
wood
conifer; coniferous tree
spruce up; titivate; tittivate; smarten up; slick up; spiff up; fancify; beautify; embellish; prettify
groom; neaten

Verwante definities voor "spruce":

marked by up-to-dateness in dress and manners¹
any coniferous tree of the genus Picea¹
light soft moderately strong wood of spruce trees; used especially for timbers and millwork¹
dress and groom with particular care, as for a special occasion¹
- He spruced up for the party¹
make neat, smart, or trim¹

Wiktionary: spruce

spruce

noun

tree from the genus Picea
- spruce → Fichte
wood of a spruce
- spruce → Fichtenholz

spruce

adjective

attributiv: aus Fichtenholz bestehend oder gemacht
- fichten → spruce

noun

Nadelbaum der Gattung Picea mit kurzen, spitzen Nadeln und hängenden Zapfen.
- Fichte → spruce

Cross Translation:

From	To	Via
• spruce	→ Fichtenbaum; Fichte	↔ spar — Picea, een soort naaldboom
• spruce	→ Fichte; Tanne; Edeltanne	↔ épicéa — botan\|nocat=1 arbre résineux de haute taille, proche du sapin, de la famille des pinacées.
• spruce	→ Fichten	↔ épinette — CA\|fr Nom commun d’une famille d’arbres résineux nommée épicéa en Europe.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University