Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal sparkling

Vertaal sparkling van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. sparkling:
  2. sparkle:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor sparkling (Engels) in het Duits

sparkling:

sparkling [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sparkling (sparkle; splendour; glittering; )
    Funkeln; Glänzen
    • Funkeln [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Glänzen [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. the sparkling (brilliance; glitter; radiance)
    Schimmern; Flimmern; Glänzen; Glitzern; Funkeln
  3. the sparkling (sparkle; twinkling)
    Funkeln
    • Funkeln [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. the sparkling
    Sprudeln
    • Sprudeln [das ~] zelfstandig naamwoord

sparkling bijvoeglijk naamwoord

  1. sparkling (brilliant; beautiful; glistening; glittering)
    glänzend
  2. sparkling (brilliant; shiny)
    blendend; leuchtend; brilliant

Vertaal Matrix voor sparkling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Flimmern brilliance; glitter; radiance; sparkling dim; dusk; flash; flicker; flickering; gleam; glint; glittering; gloam; light signal; semidarkness; shimmering; shine; sparkle; twilight
Funkeln brilliance; glitter; glittering; luster; lustre; radiance; sparkle; sparkling; splendor; splendour; twinkling flash; flicker; flickering; gleam; glint; glittering; light signal; shimmering; shine; sparkle; tingling; twinkle
Glitzern brilliance; glitter; radiance; sparkling flash; flicker; flickering; glint; glittering; light signal; shine; sparkle
Glänzen brilliance; glitter; glittering; luster; lustre; radiance; sparkle; sparkling; splendor; splendour cleaner; flash; flicker; flickering; gleam; glimmering; glint; glittering; glow; light signal; polish; radiate; shine; sparkle
Schimmern brilliance; glitter; radiance; sparkling auras; gleam; glint; hazes; mists; shades; shine; sparkle
Sprudeln sparkling bubbling; effervescence; fizzing; spouting; spurting; tippling; unloading
- scintillation; twinkle
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- effervescent
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- playing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blendend brilliant; shiny; sparkling blinding; brilliant; dazzling; delightful; exquisite; fanciful; glittering; glorious; great; magnificent; marvellous; marvelous; splendid; wonderful
brilliant brilliant; shiny; sparkling
glänzend beautiful; brilliant; glistening; glittering; sparkling blinding; brilliant; dazzling; exquisite; famous; glittering; glorious; glossy; grand; grandiose; highly gifted; magnificent; phosphorescent; shining; splendid; swell; wonderful
leuchtend brilliant; shiny; sparkling luminous; phosphorescent; shining

Verwante woorden van "sparkling":


Synoniemen voor "sparkling":


Antoniemen van "sparkling":


Verwante definities voor "sparkling":

  1. used of wines and waters; charged naturally or artificially with carbon dioxide1
    • sparkling wines1
    • sparkling water1
  2. shining with brilliant points of light like stars1
    • sparkling snow1
    • sparkling eyes1
  3. a rapid change in brightness; a brief spark or flash1

sparkling vorm van sparkle:

to sparkle werkwoord (sparkles, sparkled, sparkling)

  1. to sparkle (shine; twinkle; flicker; )
    scheinen; glänzen; funkeln; flimmern; schimmern; leuchten; glitzern
    • scheinen werkwoord (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • glänzen werkwoord (glänze, glänzt, glänzte, glänztet, geglänzt)
    • funkeln werkwoord (funkle, funkelst, funkelt, funkelte, funkeltet, gefunkelt)
    • flimmern werkwoord (flimmre, flimmerst, flimmert, flimmerte, flimmertet, geflimmert)
    • schimmern werkwoord (schimmere, schimmerst, schimmert, schimmerte, schimmertet, geschimmert)
    • leuchten werkwoord (leuchte, leuchtst, leuchtt, leuchtte, leuchttet, geleuchtet)
    • glitzern werkwoord (glitzre, glitzerst, glitzert, glitzerte, glitzertet, geglitzert)
  2. to sparkle (fizz; effervesce; bubble)
    perlen; prickeln; schäumen
    • perlen werkwoord (perle, perlst, perlt, perlte, perltet, geperlt)
    • prickeln werkwoord (prickele, prickelst, prickelt, prickelte, prickeltet, geprickelt)
    • schäumen werkwoord (schäume, schäumst, schäumt, schäumte, schäumtet, geschäumt)
  3. to sparkle (shine; glisten; glitter)
    scheinen; glänzen; blinken; blitzen; glimmen; flimmern; schimmern; glitzern; leuchten; spiegeln; strahlen; glühen; funkeln; erleuchten; aufleuchten
    • scheinen werkwoord (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • glänzen werkwoord (glänze, glänzt, glänzte, glänztet, geglänzt)
    • blinken werkwoord (blinke, blinkst, blinkt, blinkte, blinktet, geblinkt)
    • blitzen werkwoord (blitze, blitzt, blitzte, blitztet, geblitzt)
    • glimmen werkwoord (glimme, glimmst, glimmt, glimmte, glimmtet, geglimmt)
    • flimmern werkwoord (flimmre, flimmerst, flimmert, flimmerte, flimmertet, geflimmert)
    • schimmern werkwoord (schimmere, schimmerst, schimmert, schimmerte, schimmertet, geschimmert)
    • glitzern werkwoord (glitzre, glitzerst, glitzert, glitzerte, glitzertet, geglitzert)
    • leuchten werkwoord (leuchte, leuchtst, leuchtt, leuchtte, leuchttet, geleuchtet)
    • spiegeln werkwoord (spiegele, spiegelst, spiegelt, spiegelte, spiegeltet, gespiegelt)
    • strahlen werkwoord (strahle, strahlst, strahlt, strahlte, strahltet, gestrahlt)
    • glühen werkwoord (glühe, glühst, glüht, glühte, glühtet, geglüht)
    • funkeln werkwoord (funkle, funkelst, funkelt, funkelte, funkeltet, gefunkelt)
    • erleuchten werkwoord (erleuchte, erleuchtest, erleuchtet, erleuchtete, erleuchtetet, erleuchtet)
    • aufleuchten werkwoord (leuchte auf, leuchtest auf, leuchtet auf, leuchtete auf, leuchtetet auf, aufgeleuchtet)
  4. to sparkle (glisten; shine; glitter; shimmer; glimmer)
    glitzern; funkeln; glimmen; blitzen; blinken
    • glitzern werkwoord (glitzre, glitzerst, glitzert, glitzerte, glitzertet, geglitzert)
    • funkeln werkwoord (funkle, funkelst, funkelt, funkelte, funkeltet, gefunkelt)
    • glimmen werkwoord (glimme, glimmst, glimmt, glimmte, glimmtet, geglimmt)
    • blitzen werkwoord (blitze, blitzt, blitzte, blitztet, geblitzt)
    • blinken werkwoord (blinke, blinkst, blinkt, blinkte, blinktet, geblinkt)
  5. to sparkle (bead; pearl; bubble)
    perlig; prickeln
    • perlig werkwoord
    • prickeln werkwoord (prickele, prickelst, prickelt, prickelte, prickeltet, geprickelt)
  6. to sparkle
    funken
    • funken werkwoord (funke, funkst, funkt, funkte, funktet, gefunkt)
  7. to sparkle
    funken; flammen
    • funken werkwoord (funke, funkst, funkt, funkte, funktet, gefunkt)
    • flammen werkwoord (flamme, flammst, flammt, flammte, flammtet, geflammt)
  8. to sparkle (twinkle)
    funkeln
    • funkeln werkwoord (funkle, funkelst, funkelt, funkelte, funkeltet, gefunkelt)

Conjugations for sparkle:

present
  1. sparkle
  2. sparkle
  3. sparkles
  4. sparkle
  5. sparkle
  6. sparkle
simple past
  1. sparkled
  2. sparkled
  3. sparkled
  4. sparkled
  5. sparkled
  6. sparkled
present perfect
  1. have sparkled
  2. have sparkled
  3. has sparkled
  4. have sparkled
  5. have sparkled
  6. have sparkled
past continuous
  1. was sparkling
  2. were sparkling
  3. was sparkling
  4. were sparkling
  5. were sparkling
  6. were sparkling
future
  1. shall sparkle
  2. will sparkle
  3. will sparkle
  4. shall sparkle
  5. will sparkle
  6. will sparkle
continuous present
  1. am sparkling
  2. are sparkling
  3. is sparkling
  4. are sparkling
  5. are sparkling
  6. are sparkling
subjunctive
  1. be sparkled
  2. be sparkled
  3. be sparkled
  4. be sparkled
  5. be sparkled
  6. be sparkled
diverse
  1. sparkle!
  2. let's sparkle!
  5. sparkled
  6. sparkling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

sparkle [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sparkle
    Glitzern; Flimmern
  2. the sparkle (sparkling; splendour; glittering; )
    Funkeln; Glänzen
    • Funkeln [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Glänzen [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. the sparkle (flickers; rays; small traces)
    der Schimmer
    • Schimmer [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. the sparkle (flickering; shine; glint; )
    Lichtsignal; Flimmern; der Schimmer; Glitzern; Funkeln; Glänzen; Lichtzeichen
  5. the sparkle (gleam; glint; shine)
    Funkeln; Flimmern; Blitzen; Schimmern
    • Funkeln [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Flimmern [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Blitzen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Schimmern [das ~] zelfstandig naamwoord
  6. the sparkle (sparkling; twinkling)
    Funkeln
    • Funkeln [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sparkle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Blitzen gleam; glint; shine; sparkle
Flimmern flash; flicker; flickering; gleam; glint; glittering; light signal; shine; sparkle brilliance; dim; dusk; flicker; flickering; glitter; glittering; gloam; radiance; semidarkness; shimmering; sparkling; twilight
Funkeln flash; flicker; flickering; gleam; glint; glittering; light signal; luster; lustre; shine; sparkle; sparkling; splendor; splendour; twinkling brilliance; flickering; glitter; radiance; shimmering; sparkling; tingling; twinkle
Glitzern flash; flicker; flickering; glint; glittering; light signal; shine; sparkle brilliance; glitter; glittering; radiance; sparkling
Glänzen flash; flicker; flickering; glint; glittering; light signal; luster; lustre; shine; sparkle; sparkling; splendor; splendour brilliance; cleaner; gleam; glimmering; glitter; glittering; glow; polish; radiance; radiate; shine; sparkling
Lichtsignal flash; flicker; flickering; glint; glittering; light signal; shine; sparkle flash; light signal
Lichtzeichen flash; flicker; flickering; glint; glittering; light signal; shine; sparkle flash; light signal
Schimmer flash; flicker; flickering; flickers; glint; glittering; light signal; rays; shine; small traces; sparkle a spark of; cleaner; clue; cue; gleam; glimmer; glow; hint; lead; little bit; pointer; polish; radiance; radiate; semblance; shine; small trace; small traces; tending to; tip; tip-off; touch; trace
Schimmern gleam; glint; shine; sparkle auras; brilliance; glitter; hazes; mists; radiance; shades; sparkling
- coruscation; glisten; glister; glitter; light; scintillation; spark; twinkle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufleuchten glisten; glitter; shine; sparkle flash; lighten; thunder
blinken glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle blink; glimmer; glitter
blitzen glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle flash; lighten; thunder
erleuchten glisten; glitter; shine; sparkle admit; beam; demonstrate; display; enlighten; exhibit; express; illuminate; light; light up; lighten; radiate; ray; reveal; shine; shine light on; shine on; shine upon; show; throw light upon
flammen sparkle blaze; burn; flame; scald; scorch; singe
flimmern beam; flare; flicker; give off light; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate beam; dawn; glimmer; quake; quiver; radiate; shake; shine; shudder; tremble
funkeln beam; flare; flicker; give off light; glimmer; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate be audible; blaze; egalize; even; flame; mirror; polish; reflect; reverberate; smooth
funken sparkle blink; cable; telegraph; wire
glimmen glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle dawn; egalize; even; glimmer; polish; smooth
glitzern beam; flare; flicker; give off light; glimmer; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate beam; egalize; even; glitter; polish; radiate; shine; smooth
glänzen beam; flare; flicker; give off light; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate beam; look like; outshine; radiate; seem; shine; shine lightly; show off
glühen glisten; glitter; shine; sparkle beam; heat; outshine; radiate; shine; simmer; smoulder; warm; warm up food
leuchten beam; flare; flicker; give off light; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate beam; blaze; enlighten; glow with; lighten; look like; outshine; radiate; seem; shine; shine light on; shine lightly
perlen bubble; effervesce; fizz; sparkle
perlig bead; bubble; pearl; sparkle
prickeln bead; bubble; effervesce; fizz; pearl; sparkle anger; annoy; arouse; cause irritation; chafe; excite; give offence; irritate; stimulate; stir up; vex
scheinen beam; flare; flicker; give off light; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate appear; beam; blaze; glow with; look; look like; outshine; radiate; seem; seem to me; shine; shine lightly; throw light upon
schimmern beam; flare; flicker; give off light; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate dawn; egalize; even; gleam faintly; glimmer; look like; polish; seem; shine; shine faintly; shine lightly; smooth
schäumen bubble; effervesce; fizz; sparkle foam; foam with rage; froth; fume and fret; fume with rage
spiegeln glisten; glitter; shine; sparkle be reflected; cast back; flip; mirror; outshine; reflect
strahlen glisten; glitter; shine; sparkle beam; blaze; emanate; emit; glow with; look like; outshine; radiate; seem; shine; throw light upon
- coruscate; effervesce; fizz; foam; form bubbles; froth; scintillate; spark
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- effervesce
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
perlen pearl

Verwante woorden van "sparkle":


Synoniemen voor "sparkle":


Verwante definities voor "sparkle":

  1. the quality of shining with a bright reflected light1
  2. merriment expressed by a brightness or gleam or animation of countenance1
    • he had a sparkle in his eye1
  3. the occurrence of a small flash or spark1
  4. be lively or brilliant or exhibit virtuosity1
    • The musical performance sparkled1
  5. become bubbly or frothy or foaming1
  6. reflect brightly1
  7. emit or produce sparks1

Wiktionary: sparkle

Cross Translation:
FromToVia
• sparkle → glitzern; funkeln ↔ étinceler — Briller, jeter des éclats de lumière.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van sparkling







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1241 seconde
Page rendered in 1.0 seconds