Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- smashing:
-
smash:
- schlagen; einen Klaps geben; hauen; zerquetschen; walzen; verreiben; zerbrechen; zerkleinern; feinmachen; kaputtschlagen; feinmahlen; erdrücken; zermalmen; zermahlen; zerschlagen; zerschmettern; zertrümmern; brechen; in Stücke brechen; entzwei gehen; einschlagen; zerschmeissen
- Klapper; Hit; Kollision; Zusammenstoß; Börsenkrach; Zusammenbruch; Einsturz; Zusammensturz; Fall
-
Wiktionary:
- smash → zerschellen, zerschmettern, zertrümmern, zerbrechen, zusammenschlagen, schmettern, einschlagen
- smash → brechen, abbrechen, aufbrechen, zermalmen, zerschmettern
Engels
Uitgebreide vertaling voor smashing (Engels) in het Duits
smashing:
-
smashing (fantastic; marvellous; fabulous; phenomenal; extraordinary; great; excellent; terrific; prodigious; top-notch; splendid; tremendous; first-rate; grand; marvelous)
fabelhaft; ausgezeichnet; phantastisch; grandios; gewaltig; hervorragend; überwältigend; außerordentlich; einmalig; außergewöhnlich; eindrucksvoll; großartig; imposant; imponierend; einzigartig-
fabelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ausgezeichnet bijvoeglijk naamwoord
-
phantastisch bijvoeglijk naamwoord
-
grandios bijvoeglijk naamwoord
-
gewaltig bijvoeglijk naamwoord
-
hervorragend bijvoeglijk naamwoord
-
überwältigend bijvoeglijk naamwoord
-
außerordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
einmalig bijvoeglijk naamwoord
-
außergewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
eindrucksvoll bijvoeglijk naamwoord
-
großartig bijvoeglijk naamwoord
-
imposant bijvoeglijk naamwoord
-
imponierend bijvoeglijk naamwoord
-
einzigartig bijvoeglijk naamwoord
-
-
smashing (jolly good)
affentittengeil; besonders toll-
affentittengeil bijvoeglijk naamwoord
-
besonders toll bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor smashing:
Verwante woorden van "smashing":
Synoniemen voor "smashing":
Verwante definities voor "smashing":
smashing vorm van smash:
-
to smash (beat; hit; strike; smack; bang; batter; hammer)
-
to smash (crush; pulverize; shatter; dash; rub fine; pulverise)
zerquetschen; walzen; verreiben; zerbrechen; zerkleinern; feinmachen; kaputtschlagen; feinmahlen; erdrücken; zermalmen; zermahlen-
zerquetschen werkwoord (zerquetsche, zerquetschst, zerquetscht, zerquetschte, zerquetschtet, zerquetscht)
-
zerkleinern werkwoord (zerkleinere, zerkleinerst, zerkleinert, zerkleinerte, zerkleinertet, zerkleinert)
-
kaputtschlagen werkwoord (schlage kaputt, schlägst kaputt, schlägt kaputt, schlug kaputt, schlugt kaputt, kaputtgeschlagen)
-
-
to smash
zerschlagen; zerschmettern; zertrümmern-
zerschmettern werkwoord (zerschmettere, zerschmetterst, zerschmettert, zerschmetterte, zerschmettertet, zerschmettert)
-
zertrümmern werkwoord (zertrümmere, zertrümmerst, zertrümmert, zertrümmerte, zertrümmertet, zertrümmert)
-
to smash (break; fracture; break to pieces; refract)
brechen; zerbrechen; in Stücke brechen; entzwei gehen-
in Stücke brechen werkwoord
-
entzwei gehen werkwoord (gehe entzwei, gehst entzwei, geht entzwei, ging entzwei, ginget entzwei, entzwei gegangen)
-
to smash (break; break into pieces; smash into pieces)
-
to smash (smash to pieces; shatter; break; smash up; knock to pieces)
zerschlagen; zertrümmern; zerbrechen; kaputtschlagen; brechen-
zertrümmern werkwoord (zertrümmere, zertrümmerst, zertrümmert, zertrümmerte, zertrümmertet, zertrümmert)
-
kaputtschlagen werkwoord (schlage kaputt, schlägst kaputt, schlägt kaputt, schlug kaputt, schlugt kaputt, kaputtgeschlagen)
-
to smash (smash to pieces; smash up; knock to pieces)
zertrümmern; kaputtschlagen; einschlagen; zerschlagen; zerschmettern; zerschmeissen-
zertrümmern werkwoord (zertrümmere, zertrümmerst, zertrümmert, zertrümmerte, zertrümmertet, zertrümmert)
-
kaputtschlagen werkwoord (schlage kaputt, schlägst kaputt, schlägt kaputt, schlug kaputt, schlugt kaputt, kaputtgeschlagen)
-
einschlagen werkwoord (schlage ein, schlägst ein, schlägt ein, schlug ein, schlugt ein, eingeschlagen)
-
zerschmettern werkwoord (zerschmettere, zerschmetterst, zerschmettert, zerschmetterte, zerschmettertet, zerschmettert)
-
zerschmeissen werkwoord
-
Conjugations for smash:
present
- smash
- smash
- smashs
- smash
- smash
- smash
simple past
- smashed
- smashed
- smashed
- smashed
- smashed
- smashed
present perfect
- have smashed
- have smashed
- has smashed
- have smashed
- have smashed
- have smashed
past continuous
- was smashing
- were smashing
- was smashing
- were smashing
- were smashing
- were smashing
future
- shall smash
- will smash
- will smash
- shall smash
- will smash
- will smash
continuous present
- am smashing
- are smashing
- is smashing
- are smashing
- are smashing
- are smashing
subjunctive
- be smashed
- be smashed
- be smashed
- be smashed
- be smashed
- be smashed
diverse
- smash!
- let's smash!
- smashed
- smashing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor smash:
Verwante woorden van "smash":
Synoniemen voor "smash":
Verwante definities voor "smash":
Wiktionary: smash
smash
Cross Translation:
verb
smash
-
to break violently
- smash → zerschellen; zerschmettern; zertrümmern; zerbrechen
-
hit extremely hard
- smash → zusammenschlagen; schmettern
verb
-
(transitiv) etwas durch stumpfe Gewalteinwirkung zerstören
-
mit Wucht schlagen/werfen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smash | → brechen; abbrechen; aufbrechen; zermalmen; zerschmettern | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |
• smash | → zermalmen; zerschmettern | ↔ fracasser — briser en éclats, avec violence. |
Computer vertaling door derden: