Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
shocking:
- unangenehm; widerwärtig; stinkig; unsauber; schmutzig; eklig; ekelhaft; entsetzlich; fettig; schweinisch; schmierig; schmuddelig; schlüpfrig; ekelerregend; unflätig; stinkend; schaudererregend; freudlos; himmelschreiend; furchtbar; grob; grausam; fürchterlich; elend; betrübt; eingehend; gräßlich; einschneidend; empörend; schauderhaft; infam; grauenerregend
- shock:
-
Wiktionary:
- shocking → entsetzlich, fürchterlich, furchtbar, schrecklich, furchterregend
- shock → Schock, Schlag, Puppe
- shock → schockieren
- shock → Anstoß, Rütteln, Schütteln, Schüttern, Kollision, Anstoß erregen, klopfen, schlagen, hauen, prügeln, ausklopfen, aufschlagen, aushämmern, schlagen gegen, prasseln gegen, peitschen gegen, Schock, Schlag
Engels
Uitgebreide vertaling voor shocking (Engels) in het Duits
shocking:
-
shocking (distasteful; unsavoury; unpalatable; unsavory)
unangenehm; widerwärtig; stinkig; unsauber; schmutzig; eklig; ekelhaft; entsetzlich; fettig; schweinisch; schmierig; schmuddelig; schlüpfrig; ekelerregend; unflätig; stinkend-
unangenehm bijvoeglijk naamwoord
-
widerwärtig bijvoeglijk naamwoord
-
stinkig bijvoeglijk naamwoord
-
unsauber bijvoeglijk naamwoord
-
schmutzig bijvoeglijk naamwoord
-
eklig bijvoeglijk naamwoord
-
ekelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
entsetzlich bijvoeglijk naamwoord
-
fettig bijvoeglijk naamwoord
-
schweinisch bijvoeglijk naamwoord
-
schmierig bijvoeglijk naamwoord
-
schmuddelig bijvoeglijk naamwoord
-
schlüpfrig bijvoeglijk naamwoord
-
ekelerregend bijvoeglijk naamwoord
-
unflätig bijvoeglijk naamwoord
-
stinkend bijvoeglijk naamwoord
-
-
shocking (outrageous; disgraceful; crying shame; appalling; crying to heaven; rank)
schaudererregend; freudlos; himmelschreiend; furchtbar; grob; grausam; fürchterlich; elend; betrübt; eingehend; gräßlich; einschneidend; empörend; schauderhaft; infam; grauenerregend-
schaudererregend bijvoeglijk naamwoord
-
freudlos bijvoeglijk naamwoord
-
himmelschreiend bijvoeglijk naamwoord
-
furchtbar bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
grausam bijvoeglijk naamwoord
-
fürchterlich bijvoeglijk naamwoord
-
elend bijvoeglijk naamwoord
-
betrübt bijvoeglijk naamwoord
-
eingehend bijvoeglijk naamwoord
-
gräßlich bijvoeglijk naamwoord
-
einschneidend bijvoeglijk naamwoord
-
empörend bijvoeglijk naamwoord
-
schauderhaft bijvoeglijk naamwoord
-
infam bijvoeglijk naamwoord
-
grauenerregend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor shocking:
Verwante woorden van "shocking":
Synoniemen voor "shocking":
Verwante definities voor "shocking":
Wiktionary: shocking
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• shocking | → entsetzlich; fürchterlich; furchtbar; schrecklich; furchterregend | ↔ effrayant — Qui faire peur ; qui donner de l'effroi ; qui effrayer. |
shocking vorm van shock:
-
to shock (give offence; scandalize; annoy; be annoying; scandalise)
-
to shock (repulse)
Anstoß erregen-
Anstoß erregen werkwoord
-
Conjugations for shock:
present
- shock
- shock
- shocks
- shock
- shock
- shock
simple past
- shocked
- shocked
- shocked
- shocked
- shocked
- shocked
present perfect
- have shocked
- have shocked
- has shocked
- have shocked
- have shocked
- have shocked
past continuous
- was shocking
- were shocking
- was shocking
- were shocking
- were shocking
- were shocking
future
- shall shock
- will shock
- will shock
- shall shock
- will shock
- will shock
continuous present
- am shocking
- are shocking
- is shocking
- are shocking
- are shocking
- are shocking
subjunctive
- be shocked
- be shocked
- be shocked
- be shocked
- be shocked
- be shocked
diverse
- shock!
- let's shock!
- shocked
- shocking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor shock:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Schock | shock | nervous shock |
- | blow; cushion; daze; electric shock; electrical shock; impact; jar; jolt; jounce; seismic disturbance; shock absorber; stupor | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Anstoß erregen | repulse; shock | |
erschüttern | annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock | frighten; jolt; shake; startle; tremble |
schockieren | annoy; be annoying; give offence; scandalise; scandalize; shock | affront; frighten; jolt; shake; startle; tremble |
- | appal; appall; ball over; blow out of the water; floor; offend; outrage; scandalise; scandalize; take aback; traumatise; traumatize | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | horrify |
Verwante woorden van "shock":
Synoniemen voor "shock":
Verwante definities voor "shock":
Wiktionary: shock
shock
Cross Translation:
noun
verb
shock
-
to cause to be emotionally shocked
- shock → schockieren
noun
-
Medizin: akutes Versagen des Kreislaufsystems
-
Physik/Astronomie: abrupte, sich fortpflanzende Änderung von Zustandsgrößen
-
Wirtschaft: eine exogen erzeugte Veränderung von Größen
-
(umgangssprachlich) plötzliche, massive, seelische oder nervliche Erschütterung
-
ein elektrischer Stromstoß am oder durch den menschlichen Körper
-
Landwirtschaft, landschaftlich: zu Haufen zusammengestellte Stroh- oder Getreidegarben
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• shock | → Anstoß; Rütteln; Schütteln; Schüttern; Kollision | ↔ choc — collision brusque, impact d’un corps avec un autre corps. |
• shock | → Anstoß erregen | ↔ choquer — donner un choc, heurter. |
• shock | → Anstoß erregen; klopfen; schlagen; hauen; prügeln; ausklopfen; aufschlagen; aushämmern; schlagen gegen; prasseln gegen; peitschen gegen | ↔ heurter — entrer brusquement en contact. |
• shock | → Schock; Schlag | ↔ secousse — Atteinte portée à la santé, à la fortune, au crédit, à l’ordre établi dans un état, etc. |
Computer vertaling door derden: