Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal saving

Vertaal saving van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. saving:
  2. save:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor saving (Engels) in het Duits

saving:

saving [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the saving (cut down expenses; reduction; retrenchment; )
    die Kostenersparnis; die Einsparung; die Verminderung; die Senkung; der Rückgang; die Verringerung
  2. the saving (cleft; gap; cavity; )
    der Einschnitt; die Spalte; der Riß; die Kerbe
    • Einschnitt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spalte [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Riß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerbe [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. the saving (storing)
    Bewaren; Aufheben
    • Bewaren [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Aufheben [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor saving:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufheben saving; storing abolishing; annihilation; annulment; cancelation; cancellation; close out; discontinuance; lifting; lifting up; liquidation; nullification; picking up; raising; removal; revoking; withdrawal
Bewaren saving; storing
Einschnitt cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving crease; cut; division; divorce; firebreak; furrow; gash; groove; gully; hacked path; incision; indentation; knife wound; nick; notch; partition; pen line; rabbet; runway; score; segregation; separation; shark; slash; streak; stroke of the pen; wound
Einsparung curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening being economical; cost reduction; curtailment; cut back in costs; cutting short; frugality; reduction; restricting; thrift
Kerbe cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving cut; gash; groove; incision; indentation; nick; notch; score; slash
Kostenersparnis curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening
Riß cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving crack; cracking; crash; flaw; rent; rip; split; tear
Rückgang curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening abatement; atavism; caving in; collapse; collapsing; crash; decay; decline; decrease; deduct; deterioration; downfall; fall; falling down; falling off; putrefaction; reductions; relapse; reversion; rotting; sagging
Senkung curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening bulge; crash; cut; decline; decrease; degradation; dip; disgracement; dishonering; downfall; fall; glen; inclination; letting down; lowness; pay cut; sag; salary cut; slope
Spalte cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving alcove; cavity; cleft; column; cranny; crevice; fissure; hollow; niche; noise level; opening; pile; pillar; recess; rent; rip; sound intensity; sound level; sound volume; space; split; tear; volume
Verminderung curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening cut; decrease; deduct; degradation; diminishing; disgracement; dishonering; fall; lessening; pay cut; reduction; salary cut; toning down; weakening
Verringerung curtailment; cut; cut down expenses; decrease; diminution; dwindling; economy; finance management; foreshortening; market; recess; reduction; retrenchment; salary cut; saving; shortening; slackening cut; decrease; deduct; degradation; diminishing; diminution; disgracement; dishonering; fall; pay cut; reduction; salary cut; toning down; weakening
- deliverance; delivery; economy; preservation; rescue
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- redeeming; redemptive
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Spalte column

Verwante woorden van "saving":


Synoniemen voor "saving":


Verwante definities voor "saving":

  1. bringing about salvation or redemption from sin1
    • saving faith1
  2. characterized by thriftiness1
    • wealthy by inheritance but saving by constitution1
  3. recovery or preservation from loss or danger1
    • a surgeon's job is the saving of lives1
  4. an act of economizing; reduction in cost1
    • there was a saving of 50 cents1
  5. the activity of protecting something from loss or danger1

Wiktionary: saving

saving
noun
  1. die Verringerung, Verkleinerung des Verbrauchs (häufig von Geld); das einsparen
  2. die Rettung oder das Auffinden von etwas verschütten

saving vorm van save:

to save werkwoord (saves, saved, saving)

  1. to save (economize; cut down; economise)
    reduzieren; die Ausgaben einschränken; mindern; einschränken; vermindern; sparsamer leben; sich einschränken
    • reduzieren werkwoord (reduziere, reduzierst, reduziert, reduzierte, reduziertet, reduziert)
    • die Ausgaben einschränken werkwoord (schränke die Ausgaben ein, schränkst die Ausgaben ein, schränkt die Ausgaben ein, schränkte die Ausgaben ein, schränktet die Ausgaben ein, die Ausgaben eingeschränkt)
    • mindern werkwoord (mindere, minderst, mindert, minderte, mindertet, gemindert)
    • einschränken werkwoord (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
    • vermindern werkwoord (vermindere, verminderst, vermindert, verminderte, vermindertet, vermindert)
    • sparsamer leben werkwoord (lebe sparsamer, lebst sparsamer, lebt sparsamer, lebte sparsamer, lebtet sparsamer, sparsamer gelebt)
    • sich einschränken werkwoord (schränke mich ein, schränkst dich ein, schränkt sich ein, schränkte sich ein, schränktet euch ein, sich eingeschränkt)
  2. to save (rescue)
    retten
    • retten werkwoord (rette, rettst, rettt, rettte, retttet, gerettet)
  3. to save (put money in the bank; spare; bank)
    sparen; sammeln; Geld auf der Bank tun; versammeln; scharen; aufbewahren; übrigbehalten; ansammeln
    • sparen werkwoord (spare, sparst, spart, sparte, spartet, gespart)
    • sammeln werkwoord (sammele, sammelst, sammelt, sammelte, sammeltet, gesammelt)
    • versammeln werkwoord (versammele, versammelst, versammelt, versammelte, versammeltet, versammelt)
    • scharen werkwoord (schare, schärst, schärt, scharte, schartet, geschart)
    • aufbewahren werkwoord (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
    • übrigbehalten werkwoord
    • ansammeln werkwoord (sammele an, sammelst an, sammelt an, sammelte an, sammeltet an, angesammelt)
  4. to save (spare; consider)
    achten; verschonen
    • achten werkwoord (achte, achtest, achtet, achtete, achtetet, geachtet)
    • verschonen werkwoord (verschone, verschonst, verschont, verschonte, verschontet, verschont)
  5. to save (economize; spare; moderate; have left; economise)
    ersparen; einschränken; kürzertreten; sicheinschränken; die Ausgaben einschränken; sparsamerleben
    • ersparen werkwoord
    • einschränken werkwoord (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
    • kürzertreten werkwoord (trete kürzer, tritst kürzer, tritt kürzer, tratt kürzer, tratet kürzer, kürzergetreten)
    • sicheinschränken werkwoord
    • die Ausgaben einschränken werkwoord (schränke die Ausgaben ein, schränkst die Ausgaben ein, schränkt die Ausgaben ein, schränkte die Ausgaben ein, schränktet die Ausgaben ein, die Ausgaben eingeschränkt)
    • sparsamerleben werkwoord
  6. to save (guard from; preserve; shield)
    bewahren; aufheben; aufbewahren
    • bewahren werkwoord (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • aufheben werkwoord (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • aufbewahren werkwoord (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
  7. to save (gather together; collect; glean; horde; pick up)
    versammeln; sammeln; ansammeln
    • versammeln werkwoord (versammele, versammelst, versammelt, versammelte, versammeltet, versammelt)
    • sammeln werkwoord (sammele, sammelst, sammelt, sammelte, sammeltet, gesammelt)
    • ansammeln werkwoord (sammele an, sammelst an, sammelt an, sammelte an, sammeltet an, angesammelt)
  8. to save (store; lay aside; put away)
    ablegen; hinlegen; abstellen; zurücklegen; einstellen; unterstellen; fortsetzen; abschießen; weglegen; betten; einstallen
    • ablegen werkwoord (lege ab, legst ab, legt ab, legte ab, legtet ab, abgelegt)
    • hinlegen werkwoord (lege hin, legst hin, legt hin, legte hin, legtet hin, hingelegt)
    • abstellen werkwoord (stelle ab, stellst ab, stellt ab, stellte ab, stelltet ab, abgestellt)
    • zurücklegen werkwoord (lege zurück, legst zurück, legt zurück, legte zurück, legtet zurück, zurückgelegt)
    • einstellen werkwoord (r, stellst ein, stellt ein, stellte ein, stelltet ein, eingestellt)
    • unterstellen werkwoord (unterstelle, unterstellst, unterstellt, unterstellte, unterstelltet, unterstellt)
    • fortsetzen werkwoord (setze fort, setzt fort, setzte fort, setztet fort, fortgesetzt)
    • abschießen werkwoord (schieße ab, schießest ab, schießt ab, schoß ab, schoßt ab, abgeschossen)
    • weglegen werkwoord (lege weg, legst weg, legt weg, legte weg, legtet weg, weggelegt)
    • betten werkwoord (bette, bettest, bettet, bettete, bettetet, gebettet)
    • einstallen werkwoord (stalle ein, stallst ein, stallt ein, stallte ein, stalltet ein, eingestallt)
  9. to save (protect; preserve; shield; guard)
    schützen; erhalten; wahren; abschirmen; bewahren; hegen; Schutz bieten; hüten
    • schützen werkwoord (schütze, schützt, schützte, schütztet, geschützt)
    • erhalten werkwoord (erhalte, erhältst, erhält, erhielt, erhieltet, erhalten)
    • wahren werkwoord (wahre, wahrst, wahrt, wahrte, wahrtet, gewahrt)
    • abschirmen werkwoord (schirme ab, schirmst ab, schirmt ab, schirmte ab, schirmtet ab, abgeschirmt)
    • bewahren werkwoord (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • hegen werkwoord (hege, hegst, hegt, hegte, hegtet, gehegt)
    • Schutz bieten werkwoord
    • hüten werkwoord (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)
  10. to save (maintain; preserve; protect; keep up)
    erhalten; instandhalten; wahren; bewahren
    • erhalten werkwoord (erhalte, erhältst, erhält, erhielt, erhieltet, erhalten)
    • instandhalten werkwoord
    • wahren werkwoord (wahre, wahrst, wahrt, wahrte, wahrtet, gewahrt)
    • bewahren werkwoord (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
  11. to save
    – To write data (typically a file) to a storage medium. 2
    speichern
    • speichern werkwoord (speichere, speicherst, speichert, speicherte, speichertet, gespeichert)

Conjugations for save:

present
  1. save
  2. save
  3. saves
  4. save
  5. save
  6. save
simple past
  1. saved
  2. saved
  3. saved
  4. saved
  5. saved
  6. saved
present perfect
  1. have saved
  2. have saved
  3. has saved
  4. have saved
  5. have saved
  6. have saved
past continuous
  1. was saving
  2. were saving
  3. was saving
  4. were saving
  5. were saving
  6. were saving
future
  1. shall save
  2. will save
  3. will save
  4. shall save
  5. will save
  6. will save
continuous present
  1. am saving
  2. are saving
  3. is saving
  4. are saving
  5. are saving
  6. are saving
subjunctive
  1. be saved
  2. be saved
  3. be saved
  4. be saved
  5. be saved
  6. be saved
diverse
  1. save!
  2. let's save!
  5. saved
  6. saving
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

save bijvoeglijk naamwoord

  1. save (except; except for; with the exception of; )
    ausgeschloßen; unter Ausschluß von
  2. save (except for; barring; subject to)
    ausschließlich

Vertaal Matrix voor save:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufheben ado; commotion; fuss; song and dance; to-do
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geld auf der Bank tun bank; put money in the bank; save; spare
Schutz bieten guard; preserve; protect; save; shield
ablegen lay aside; put away; save; store archivate; bring down; cover; deposit; do; document; file; go; lay; lay something down; laydown; organise; organize; place; position; put; put down; put something down; set; set down; situate; station; store; take down; travel; traverse
abschießen lay aside; put away; save; store bring down; execute; execute capital punishment; kill; put to the sword; shoot dead; shoot down; take down; take someone's life
abschirmen guard; preserve; protect; save; shield armor; armour; bar; blind; blur; clear; clear the table; close off; conceal; cover; disguise; empty the table; equip with an alarm system; fence in; fence off; guard; hide; hush up; lock up; protect; safeguard; secure; shield; shut out
abstellen lay aside; put away; save; store bring down; bring to a halt; bring to a standstill; deposit; discard; disconnect; extinguish; fix; halt; lay; laydown; make out; matter; place; put away; put down; put out; remedy; set; set down; set out; situate; station; stop; store; switch off; take down; turn off
achten consider; save; spare appreciate; calculate; cherish someone's memory; commend; compute; esteem; esteem highly; estimate; extol; figure out; glorify; have a high regard for; hold in great esteem; hold someone's memory dear; honor; honour; pay deference to; praise; respect; show respect for; value highly
ansammeln bank; collect; gather together; glean; horde; pick up; put money in the bank; save; spare accumulate; amass; assemble; collect; gather; glean; heap up; mount up; pick up; pile up
aufbewahren bank; guard from; preserve; put money in the bank; save; shield; spare clean; clear away; conserve; keep; lay; lay up; place; preserve; put; put away; put down; put up; secure; stock; store; tidy up
aufheben guard from; preserve; save; shield abolish; annul; archivate; break up; build; cancel; clean; clear away; collect; conserve; disband; dissolve; document; erect; establish; file; gather; glean; heave; keep; lay; lift; lift up; melt away; neutralise; neutralize; nullify; organise; organize; pay for; pay off; pick up; place; preserve; put; put away; put down; raise; rescind; set up; shut down; store; tidy up; undo; unhitch; unpick
betten lay aside; put away; save; store bed; bring down; take down
bewahren guard; guard from; keep up; maintain; preserve; protect; save; shield clean; clear away; conserve; guard; hang on; hold; keep; lay; lay up; maintain; place; preserve; protect; put; put away; put down; put up; secure; shield; stand by; stand firm; stock; store; tidy up; uphold
die Ausgaben einschränken cut down; economise; economize; have left; moderate; save; spare economise; economize; moderate; use less
einschränken cut down; economise; economize; have left; moderate; save; spare abridge; besiege; besieged; besieges; bound; clip; confine; cover; crop; curtail; cut back; dam; decrease; diminish; dwindle; embank; encapsulate; enclose; end; envelope; evnvelope; lessen; limit; mark down; reduce; restrict; scale down; shorten; shrink away; slacken; surround; trim; wrap up
einstallen lay aside; put away; save; store
einstellen lay aside; put away; save; store adjust; annul; appoint; bring down; cancel; come to a stand-still; deposit; employ; engage; establish; go on strike; halt; hire; instal; install; institute; lay; laydown; place; put down; recruit; rescind; set; set down; set to work; sign on; situate; stand still; station; stop; strike; take down; tune in
erhalten guard; keep up; maintain; preserve; protect; save; shield acquire; be deserving of; bear up; carry it off; come by; deserve; gain; hang on; hold; innovate; maintain; obtain; preserve; procure; put a good face on it; receive; stand by; stand firm; stay; stay the same; uphold; win
ersparen economise; economize; have left; moderate; save; spare economise; economize; moderate; use less
fortsetzen lay aside; put away; save; store carry on; continue; get on; go on; go through with it; hold on; keep on; keep up; let last; move on; persevere; persist; proceed; pursue the subject; resume; take it further
hegen guard; preserve; protect; save; shield breed; clone; cultivate
hinlegen lay aside; put away; save; store bring down; deposit; lay; lay down; laydown; place; put; put down; set; set down; situate; station; take down
hüten guard; preserve; protect; save; shield attend to; be careful; beware; guard; herd; keep watch over; look out; mind; monitor; patronise; patronize; pay attention to; protect; safeguard; shield; take care; watch; watch out; watch over
instandhalten keep up; maintain; preserve; protect; save hang on; hold; maintain; preserve; stand by; stand firm; uphold
kürzertreten economise; economize; have left; moderate; save; spare
mindern cut down; economise; economize; save decline; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; make smaller; reduce; regress; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up; waining
reduzieren cut down; economise; economize; save collapse; crop; curtail; decline; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; lower; mark down; minimise; minimize; reduce; regress; scale down; shorten; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up; slacken; trim; waining
retten rescue; save
sammeln bank; collect; gather together; glean; horde; pick up; put money in the bank; save; spare accumulate; amass; assemble; capture; collect; collect money; collection; disentangle; disentwine; gather; get together; heap up; make a collection; mount up; pile up; unravel
scharen bank; put money in the bank; save; spare accumulate; amass; assemble; collect; gather; range
schützen guard; preserve; protect; save; shield equip with an alarm system; guard; protect; safeguard; secure
sich einschränken cut down; economise; economize; save
sicheinschränken economise; economize; have left; moderate; save; spare
sparen bank; put money in the bank; save; spare be economical; decline; economise; economize; manage economically; moderate; regress; save up; use less; waining
sparsamer leben cut down; economise; economize; save
sparsamerleben economise; economize; have left; moderate; save; spare
speichern save clean; clear away; lay up; put away; put up; secure; stock; store; tidy up
unterstellen lay aside; put away; save; store impute; put away; store
vermindern cut down; economise; economize; save be shortcoming; curtail; decline; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; go thieving; lessen; make smaller; mark down; reduce; regress; remove; scale down; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up; take away; wain; waining
versammeln bank; collect; gather together; glean; horde; pick up; put money in the bank; save; spare accumulate; amass; assemble; collect; come together; gather; glean; meet; pick up; range
verschonen consider; save; spare
wahren guard; keep up; maintain; preserve; protect; save; shield hang on; hold; maintain; preserve; stand by; stand firm; uphold
weglegen lay aside; put away; save; store clean; clear away; lock up; put away; store; tidy up
zurücklegen lay aside; put away; save; store allocate; cover; do; go; hoard; pot; put aside; put away; put back; replace; reserve; seclude; separate; set apart; set aside; store; travel; traverse
übrigbehalten bank; put money in the bank; save; spare have left
- bring through; carry through; deliver; economise; economize; hold open; keep; keep open; lay aside; make unnecessary; preserve; pull through; redeem; relieve; salvage; salve; save up; spare; write
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausgeschloßen but; except; except for; excepting; exclusive of; outside of; save; to the exclusion of; with the exception of
ausschließlich barring; except for; save; subject to exclusively; mere; pure; special
unter Ausschluß von but; except; except for; excepting; exclusive of; outside of; save; to the exclusion of; with the exception of

Verwante woorden van "save":


Synoniemen voor "save":


Verwante definities voor "save":

  1. (sports) the act of preventing the opposition from scoring1
    • the goalie made a brilliant save1
    • the relief pitcher got credit for a save1
  2. make unnecessary an expenditure or effort1
    • This will save money1
    • I'll save you the trouble1
    • This will save you a lot of time1
  3. record data on a computer1
  4. to keep up and reserve for personal or special use1
    • She saved the old family photographs in a drawer1
  5. accumulate money for future use1
    • He saves half his salary1
  6. spend less; buy at a reduced price1
  7. retain rights to1
  8. spend sparingly, avoid the waste of1
    • This move will save money1
  9. refrain from harming1
  10. save from ruin, destruction, or harm1
  11. save from sins1
  12. bring into safety1
  13. To write data (typically a file) to a storage medium.2

Wiktionary: save

save
verb
  1. to help someone to survive
  2. store for future use
  3. to write a file to a disk
  4. economize
  5. accumulate money
save
verb
  1. etwas vor drohendem Verlust bewahren, erhalten
  2. Sport: einen gegnerischen Punkt oder ein Tor verhindern
  3. jemanden oder etwas aus einer bedrohlichen Lage befreien, erlösen, in Sicherheit bringen
  4. EDV: Daten speichern; Daten aus dem Arbeitsspeicher eines Programms auf einen Datenspeicher übertragen
  5. Geld für die spätere Verwendung ansammeln
  6. EDV: Daten auf Datenträger schreiben
  1. -
Cross Translation:
FromToVia
• save → sparen ↔ uitsparen — deu: sparen
• save → sparen ↔ sparen — geld niet uitgeven
• save → speichern ↔ saven — schrijven van digitale gegevens naar een gegevensdrager
• save → retten ↔ redden — actie ondernemen om iets of iemand uit de moeilijkheden te halen
• save → speichern ↔ opslaan — informatica|nld vastleggen of bewaren van gegevens
• save → vermindern; sparen; reduzieren; einsparen ↔ bezuinigen — door zuinig met geld of iets anders om te gaan de uitgaven verminderen
• save → aufbewahren; erhalten ↔ bewaren — ervoor zorgen dat iets niet verloren raakt
• save → sparen ↔ besparen — minder geld uitgeven, bezuinigen
• save → einsparen; sparen ↔ besparen — minder van iets gebruiken of verbruiken
• save → bewahren; aufbewahren; behalten; bergen; erhalten; konservieren ↔ conserver — maintenir en bon état, apporter le soin nécessaire pour empêcher qu’une chose ne se gâter, ne dépérir.
• save → stemmen; unterhalten; unterstützen; aufbewahren; behalten; bergen; erhalten; konservieren; fortfahren; fortführen; fortsetzen; weiterführen ↔ maintenir — tenir ferme et fixe.
• save → bewahren; schützen ↔ préserver — préserver
• save → speichern; sichern ↔ sauvegarder — Prendre sous sa sauvegarde. Se dit en parlant des personnes et des choses.
• save → retten; erlösen; erretten ↔ sauver — garantir, préserver, tirer du péril, mettre en sûreté.
• save → erübrigen; sparen; ersparen ↔ économiser — dépenser avec ménagement, avec le souci d’épargner.
• save → sparen; ersparen; erübrigen ↔ épargner — Ménager quelque chose, ne l’employer qu’avec réserve.
• save → aussparen; verschonen ↔ épargner — Dispenser, préserver quelqu’un d’une chose, ne pas la lui laisser éprouver, ne pas la lui faire subir.
• save → aussparen; verschonen ↔ épargner — Laisser la vie sauve.

Verwante vertalingen van saving







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1409 seconde
Page rendered in 1.0 seconds